Reportages van Emil Szarkowicz over Limburgse cultuur en muziek
Hoeden worden op maat en met de hand gemaakt. De mooie materialen worden bewerkt met verfijnde technieken. De hoed wordt afgestemd op de stijl en kleur van de kleding, indien van toepassing natuurlijk rekening houdend voor elke gelegenheid. “Ook voor hoofdbedekking in verband met gezondheidsredenen kunt u bij mij terecht dan zoeken wij samen naar een passende oplossing. Ik vind het vooral erg leuk om een hoed voor iemand te ontwerpen, maken en zoeken die hem of haar goed staat. Op maat maken is vakwerk”, aldus Pauline Bisscheroux. Met goede duurzame materialen mooie creaties maken: De hoedenmallen, de blokken, waar ik de hoeden van maak zijn van lindenhout omdat ze goed tegen warmte en hitte moeten kunnen. Het moet sterk zijn. De vorm komt er dan ook goed in als die goed vastgezet wordt op het hoedenblok. Ik heb zomermaterialen en wintermaterialen. Ik zoek met zorg altijd de materialen uit. Het moeten sowieso goede materialen zijn en ook moet ik weten waar ze vandaan komen. Vooral tegenwoordig is dat belangrijk, voor de duurzaamheid. Dan kun je ook mooie creaties maken. Het is een gevoel maar ook het zien van het materiaal. Of het fijn geweven is of wat grover. Maar het is ook een beetje wat je wilt uitstralen. De creativiteit, het kunstzinnige, de liefde voor het vak, dat zat er gelijk al in en dat is uitgegroeid tot vakmanschap. Ik wilde weten hoe iets gemaakt was. Ik wilde graag maken. Hoeden is wat later in mijn studietijd ontwikkeld, dat ik hoeden verzamelde. Ik vond hoeden altijd al fascinerend. Ik vind het iets toevoegen aan de vrouwelijkheid en ook voor heren is het een uitstraling. Het is ook bescherming, voor de regen, voor de kou. En natuurlijk tegen de zon. Voor huidkanker maar ook dat je niet altijd fel die zon in je gezicht hebt of op de huid. Dat is zeker heel belangrijk tegenwoordig, merk ik steeds meer. Samen zoeken naar de juiste hoed die je graag draagt: Je probeert altijd weer iets nieuws uit. Weer nieuwe bandjes, nieuwe creaties. Ik vind het heel leuk om met veren te werken of droogbloemen of te laseren in hoeden. Je zoekt altijd wel weer iets nieuws. Natuurlijk heb je weer andere kleuren. Dat ligt ook een beetje aan jezelf: wat voeg je eraan toe? Ik probeer me toch altijd weer te inspireren om iets nieuws te zoeken. Nieuwe technieken, nieuwe materialen en iets toevoegen aan een hoed. Vooral op vakanties zie en zuig ik altijd heel veel nieuwe dingen op. Bijvoorbeeld als je in Spanje bent, in Griekenland of Portugal. De zee en natuurlijk de natuur ook. Je hebt bloemen, je hebt takken. Ieder persoon is weer anders. De een wil graag opvallen, dan ga je ook een wat exclusievere en wat grotere hoed uitzoeken dan bij de ander. Sommigen willen een wat minder bescheidenere hoed. Je zoekt het bij de klant en het is een samenwerking. Je gaat samen op zoek naar de hoed. De vrouw of man moet zich er vooral goed bij voelen. Dat die ook graag de hoed draagt. Creatief gelukkig zijn op de juiste plek: Vroeger werden hoeden natuurlijk veel meer gedragen, maar nu komt de hoed wel weer meer terug, vind ik. Ook jongeren dragen heel graag hoeden. Vroeger waren het exclusievere, grotere hoeden. Hoe meer veren, hoe meer bloemen, des te meer rijkdom was het. Tegenwoordig vinden jongeren het gewoon meer een statement, het is ook hip. Je kunt er iets mee uitstralen. Ik denk zeker dat dit ambacht zal blijven bestaan. Mensen waarderen vakmanschap. Mensen waarderen ook dat het handgemaakt is. Dat ik persoonlijk kan helpen en advies kan geven. Ik heb ieder jaar stagiaires, dat vind ik ook ontzettend leuk en heel belangrijk, dat jonge mensen dit ook weer leren. Zij leren heel veel van mij en het is heel leuk om dit samen een plek te geven. Ik doe dit nog steeds met liefde, inspiratie uithaal. Ik vind het ook fantastisch om het in mijn atelier, hier in hartje Maastricht, te doen. Hier voel ik me op mijn plek. Het samenwerken, het maken en ook aan de klanten iets toevoegen, dat vind ik heel belangrijk. Als ik creatief bezig ben, dan ben ik mezelf, dan voel ik me gelukkig. Hier kan ik me echt in vinden, voel ik me in thuis. Ik werk hier met plezier. Pauline Bisscheroux...more
Vanuit een veelheid aan beoefende disciplines heeft Rob van Acker ervoor gekozen om zich te specialiseren in het ontwerpen en maken van producten van ijzer, soms in combinatie met andere materialen. Vormgeving en kleinschalige productie van interieurproducten, tentoonstellingen en constructies voor buitenruimte. “Ik ben een vormgever die zijn ontwerpen het liefst zelf uitvoert. Met mijn hoofd en mijn handen werken is voor mij een gouden combinatie. Ik geef vorm aan de dingen die ik ontwerp maar geef ook een verhaal en een betekenis. Dat geeft mijn producten meerwaarde”, aldus Rob van Acker. IJzer kan natuurlijk uitzien en al makend ontwerpen: Ik ben eigenlijk een vormgever die dingen van ijzer maakt maar het kan ook met andere materialen. Een paar jaar geleden combineerde ik nog heel veel met andere dingen, maar afgelopen jaren is het meer alleen maar met ijzer of metaal. Ik ben dus een vormgever die kan lassen. Daarnaast, op sommige momenten, ook kunstenaar. Of alles tegelijkertijd. Dat is eigenlijk in de loop der tijd ontstaan. Ik ben opgeleid als vormgever aan de Design Academy in Eindhoven, al lang geleden. Heb daarna werk gedaan als tentoonstellingsontwerper, vanachter de tekentafel bedenken wat andere mensen moeten maken. Maar ik vind het ook heel leuk om zelf dingen te maken. Het liefst iets wat je met je handen maakt. Daarna heb ik ook heel lang in het buitenland gewoond, in verschillenden landen in Afrika. Daar heb ik eigenlijk voor het eerst met ijzer te maken gekregen. IJzer lijkt heel hard maar je kunt eigenlijk heel goed hele verschillende vormen maken. Het kan heel natuurlijk uitzien en al makend kun je het ontwerpen. Een idee wat globaal in mijn hoofd zit, wat ik op ruitjespapier teken, kan ik op de tafel eigenlijk precies maken wat het wordt. Je kan dus eigenlijk veel meer tijdens het werk nog dingen aanpassen voordat je het definitief maakt. Het product echt kunnen zien, vasthouden, erop kunnen zitten, eronder doorlopen. Als je dat in het maakproces nog kunt aanpassen dan levert dat heel veel op. Dat het een beter product wordt. “Inhoudgever” met een ijzersterk verhaal en betekenis: Ik zie me eigenlijk meer als “inhoudgever”. Dat je een product inhoud geeft en goed naar de klant luisteren wat ze willen. Er moet een verhaal en betekenis inzitten. Dat is vooral het persoonlijke verhaal van die mensen waardoor dat zij dat product extra waarderen. Hopelijk nog drie generaties zuinig op zijn. Het is wel gemaakt dat het eventjes mee kan. Niet dat het met de volgende mode weer op de schroothoop gaat, maar dat mensen er hopelijk heel lang plezier van hebben. Mensen herkennen wel een soort sausje wat vaak in mijn producten terugkomt. Een soort humor af en toe, een bepaalde manier van speelsheid. Ik probeer dingen ook wel heel strak te maken. In de loop der jaren verandert het ook. Ik probeer ook wel nieuwe dingen op te zoeken en nieuwe dingen uit te proberen, niet alleen op successen te varen. Juist dat continue leerproces maakt en houdt het ook interessant. Soms is de inhoud heel belangrijk maar soms is het ook het technische verhaal. Dat het me lukt om het te maken dat het goed werkt. Dat kan ook heel veel voldoening geven. Mensen hebben geen idee meer waar een ding vandaan komt, hoe het gemaakt wordt. Dat vind ik eigenlijk wel jammer. De waardering voor het object, het product, is eigenlijk verloren gegaan. IJzer leeft en zit vol karakter: Op verschillende momenten komt het ene vak of ambacht meer naar boven dan het andere. Ik ben gewoon een vakman die hier een vak uitoefent en mijn boterham daarmee verdient. Als vormgever ben je opgeleid aan de academie en dan ben je officieel kunstenaar. De stoel die ik maak, het hek dat ik maak is kunst. Maar ik zie me in dat geval meer dienend. Er zijn nog genoeg geheimen in het ijzer. Je kunt er van alles mee. Het heeft zijn beperkingen en af en toe verrast het je inderdaad dat het op een bepaalde manier roest, dat je door een bewerking nog net iets mooiers of slimmer kunt maken. Het leeft en heeft karakter ondanks dat het ijzer is. Meeste mensen denken: ijzer, gewoon een hard ding. Wat kan je daar nu mee? Heel veel, zeg ik dan. Het specialisme van ijzer is iets van de afgelopen 6 jaar of zo. En het feit dat ik me nu focus op één ding. Dat ik daar al mijn energie in steek. Dat ik daar heel veel leer, dat geeft ook wel voldoening. Voorheen zocht ik veel meer de breedte op, maar juist doordat ene ding goed te doen. Ik denk dat ik wel een bestemming heb gevonden hierin. Rob van Acker...more
Na vele verhuizingen, wegens uitbreiding, is zijn meubelatelier tegenwoordig gevestigd in een oude timmerfabriek in het kloosterdorp Steyl. Hij wil zijn werk- en leefwijze graag doorgeven aan zijn kinderen en zijn personeel. “Hard werken maar met passie en plezier. Wij zorgen ervoor dat uw meubel weer een pronkstuk wordt en verzorgen het gehele proces van advies tot realisatie”, aldus Nico Pieck. Meubels stofferen of restaureren is net als muziek maken, dat is een gevoel: Het is allemaal design, het is vintage. Voor mij betekent dat dit ontwerpen zijn die met de tijd meegaan, de gedachte achter het ontwerp. En de kunst is voor mij om het meubelstuk weer in ere te herstellen. Ze hebben erover nagedacht, over het meubelstuk. Heel veel mensen denken van: een goed ontwerp, dat wil ik wel in mijn kamer hebben staan. Dat is ook een fascinatie. Het is een kunstvoorwerp, 100 procent. Maar je moet het wel goed doen, goed stofferen. Op de juiste manier, hoe zij, de ontwerpers, dat voor ogen hadden. Dat is belangrijk. Ik droomde ook eerder om iets in de muziek te doen en heb ook weliswaar met mijn broer Tasilo Pieck onder andere de band “Touchin' Tongues” opgericht en dat kun je vergelijken met mijn werk nu en muziek maken. Je legt er een bepaald gevoel in. Dat doe je met muziek maken ook, maar met mijn werk ook. Je moet wel zorgen dat je er een bepaalde “feel” bij hebt hoe je met de meubels omgaat. Met het restaureren. Met je handen werken. Het is iets wat je in je vingers moet hebben. Je moet creatief denken om dingen op te kunnen lossen. Mijn hele dag bestaat uit problemen oplossen. Bijvoorbeeld welke bepaalde handelingen ga ik doen. Met stoffen werken. Hoe zit dat? Hoeveel ruimte heb je? Hoeveel ruimte moet je innemen? Van nul af aan beginnen als een soort “bankenfluisteraar”: Het is terug beleven. Soms heb je geen oude stof waar je mallen van kunt maken, of zo. Dus dat moet jezelf maken. In principe begin je van ”scratch”, van nul. Dat is juist de kunst. Je kunt niet altijd zien hoe het meubelstuk is opgebouwd, omdat er soms geen afbeeldingen zijn van de fauteuil of van het bankje. Ik kijk altijd heel kritisch naar de inrichting en naar de meubels van mensen. Dan ga ik zitten, ga ik voelen en erover strijken. Ze noemen me ook weleens de “bankenfluisteraar”. Dat is zo gekomen om te zien en om mezelf te ontwikkelen. Ik doe het weleens bij andere mensen thuis om te gaan zitten en kijken wat ze hebben. Je moet rustig de tijd ervoor nemen om het goed te doen. Niet te overhaasten. We zijn geen productiebedrijf. We zijn een bedrijf dat het echte ambacht uitvoert. Mensen noemen me weleens een kunstenaar, maar dat zeg ik natuurlijk niet van mezelf. Maar het is wel heel fijn als men zo over je denkt. Ik heb me natuurlijk wel gespecialiseerd in dit werk. De klanten komen niet alleen uit Nederland. We zijn niet regio gebonden. Ze komen uit Duitsland, Frankrijk en België. Wij streven ernaar om dit vak door te beoefenen, verder uit te breiden en aan het personeel door te geven. Beleving doorgeven als levenswerk: Je bent inderdaad altijd met andere ontwerpers bezig, maar in de toekomst moet er ook een Nico Pieck-meubel komen, tenminste daar ben ik wel mee bezig en van plan in de toekomst. Je moet onderaan beginnen. Je gaat het stap voor stap doen. Zo ga ik het ook doen, zoals ik het in mijn hoofd heb. Het is net als muziek, toch? Alles is al eens een keer gedaan. Je moet een beetje creatief zijn om iets te ontwerpen of als je muziek schrijft. Dan kom je toch weer terug op dat gevoel. Je moet gevoel in je werk leggen en dan kun je dat ook doorgeven naar je klanten toe. Die beleving kun je dan doorgeven. Zij voelen dat ook als jij er passie voor hebt. Ik analyseer alles. Ik ga precies na van: Hoe zit jij, meubel, in elkaar? Ik ga je weer in ere herstellen. De meubels gaan naar een goed huis en de mensen gaan ervan genieten. Dan kijk ik uit naar de ontmoeting met de mensen, met de klanten en met hun meubelstuk. Voor mij is het elke week gewoon feest. Het geheim van een goed gemaakt meubel is een goed ontwerp. Als mensen dat snappen dan kun je ook op een designbank of designfauteuil misschien niet zo goed zitten, maar je hebt wel een kunststuk in je huis staan. Je haalt hier zoveel voldoening uit en daarom doen we waar we goed in zijn. Je gaat met plezier naar je werk toe en dat kunnen niet heel veel mensen zeggen. Het is misschien wel mijn levenswerk, ja. Zo zie ik het. Nico Pieck...more
De klant bepaalt. Opknappen van een vintage fiets? Een nieuwe fiets compleet zelf samenstellen? Alles is mogelijk. In zijn werkplaats aan de Maaskade in Venlo blaast Lucas sinds 2010 weer nieuw leven in een oude fiets en ontwerpt en maakt hij zijn eigen rijwielcreaties. Er is geen project te gek voor hem en de keuzes zijn oneindig, het gaat tenslotte om de eigen droomfiets werkelijkheid zien te worden. “Brinkhaus staat voor kwaliteit, originaliteit en authenticiteit. Puur Hollandse nostalgie op twee wielen”, aldus Lucas Brinkhaus. Fietsen met karakter en ziel creëren: Meestal zie je in een fietsenzaak achterin de werkplaats of achterin een balie, maar ik heb die juist helemaal voorin zitten, want dat is wat ik doe. Als iemand een fiets wil hebben dan ga ik kijken wat voor een fiets die precies wil hebben en dan bouw ik die op bestelling. Ik heb een aantal voorbeelden staan, maar de kans dat iemand precies die fiets zoekt is niet mijn manier van werken. Je kunt zeggen: ik wil een nieuwe fiets en ik heb zoiets in gedachte. Dan ga ik kijken wat de wensen zijn en dan stellen we samen zo’n fiets samen. Ook heel vaak restauratieobjecten. Mensen hebben een fiets van opa in de garage staan, die is niet meer te gebruiken maar willen ze er eigenlijk wel iets mee gaan doen. Dan ga ik kijken wat de mogelijkheden daarvoor zijn. Ik denk dat het ook veel duurzamer is als je precies dat product hebt wat je graag wil hebben. Dat is letterlijk soms hergebruik maar ook als je een nieuwe fiets maakt en je bouwt die precies zoals iemand die wil hebben, die gaat veel langer mee dan dat je een fiets ergens uit de etalage plukt. Daar heb je veel meer binding mee met die fietsen. Dan creëer je echt zelf iets. Je moet het misschien niet zo letterlijk zien, maar ergens hebben fietsen gewoon wel karakter. Ook door de leeftijd krijgen ze meer karakter en een ziel, misschien net als bij mensen. Het is eigenlijk een heel simpel product wat al 100 jaar hetzelfde is en ook in de huidige maatschappij heel goed functioneert. Het is een blijvertje. Wat het mooie eraan is dat het op een manier universeel is. Je kunt altijd zeggen: o, dit wiel is kapot, ik regel er een nieuw wiel voor. Maakt niet uit hoe oud die fiets is. Toegepaste kunst bouwen vanuit mijn hoofd: Ik heb vroeger natuurlijk altijd zelf wel aan mij fietsen geknutseld en dan doe je wel eens wat en als ik er nu terug op kijk dan denk ik: Dat had ik echt niet moeten doen. Weleens dingen gemaakt die dan toch een week later weer kapot gingen, maar daar leer je wel van. Uiteindelijk ben ik tot dit gekomen door mijn afstudeerproject op de Design Academy in Eindhoven. Als industrieel ontwerper had ik een fiets bedacht met een ingebouwde fietsendrager. Op die manier ben ik er een beetje ingerold. Aan die studie heb ik nu nog steeds heel veel. Mijn specialisme ligt in de min of meer traditionele Hollandse stadsfiets en die gecustomized. Het is toegepaste kunst. Je kijkt wat die klant wil hebben en dat regel je. Ik heb natuurlijk een bepaald palet aan onderdelen en spullen die mijn voorkeur hebben en het is ook is dat mensen om die reden ook bij mij komen, omdat die fietsen die ik heb ze heel erg aanspreken. Ik gebruik bijvoorbeeld degelijke Hollandse frames met iets meer ruimte tussen stuur en het zadel, dus je zit heel erg rechtop. RVS-velgen, bepaalde merken banden. Dat zijn wel de dingen die je terugziet en die het toch een bepaalde uitstraling geven. Een fiets bouwen gebeurt meestal in mijn hoofd, ik zie het allemaal voor me. Met de ervaring die ik heb denk ik: ik doe dat en dat erop en dan maak ik er een overzicht van. Eigenlijk heb je de fiets af in je hoofd en zo komt die er dan ook eruit. Dus als het af is, is het voor mij geen verrassing wat er staat. Binding met mijn fietsfamilie krijgen door degelijkheid en eenvoud: Waar ik dus ergens voor zorg is dat je meer binding krijgt met je fiets omdat ik hem specifiek voor jou bouw. Vroeger deed de smid dat ook, dan hebben we het over 80 jaar geleden. Dat is eigenlijk gewoon verdwenen door de grote fietsindustrie. Bijvoorbeeld met kleding: Als je speciaal voor jou een jurk laat maken. Daar ga je toch anders mee om dan dat je hem bij H&M haalt. Het is een veel bewustere keuze die je maakt. Het kan geen impuls aankoop zijn. Er gaan toch wel een aantal stappen overheen dat je zeker weet dat je de fiets krijgt die je wil. Ik kom steeds nieuwe dingen tegen, de ontwikkelingen staan niet stil en dat houdt het ook spannend. Het is juist het leuke er aan, dat je iedere dag toch wel tot nieuwe verrassingen komt ook al is het werk iedere dag eigenlijk hetzelfde. De uitdaging zit dan in de problemen oplossen. En soms denk je: oké, ik ken dit probleem, ik heb dit vaker gedaan. Soms kom je toch tot verrassingen: dit ben ik niet eerder tegengekomen. Hoe komt dit? Hebben meer mensen er last van? Wat zijn de oplossingen? Dit is hartstikke leuk om te doen, geeft heel veel voldoening en ik ben er wel goed in. Er is ook werk genoeg. Je hebt misschien een kleine verschuiving naar andere vakgebieden zoals naar de e-bikes of zo, maar dat gaat allemaal heel geleidelijk. Je zou het ook met een ander product kunnen doen, maar met een fiets werkt mijn manier van werken ook gewoon heel goed. Het is wel een bepaalde stijl die ik heb. Daar zitten wat uiterste aan maar je ziet wel dat mijn fietsen familie van elkaar is. Degelijk en eenvoud, ik denk dat je dat heel goed terugziet. Lucas Brinkhaus...more
Mijn grote hulp in de zaak is mijn man Hans Hirsch. Uiteraard werken wij alleen maar met verse hoogwaardige bloemen en materialen, elke dag weer. Zo is de kwaliteit van uw bloemwerk gegarandeerd en staan wij natuurlijk open voor alle wensen met betrekking tot het samenstellen en maken van boeketten en bloemstukken voor welke gelegenheid dan ook. Want bloemen zeggen meer dan woorden”, aldus Tamara Hodzelmans. Bloemenfamilie: “Ik zit met mijn bloemenzaak midden in een bloemenwijk gevestigd hier op Kaalheide, Kerkrade- West, afgelopen november 2020 al 25 jaar. Mijn vader Wiel heeft in de bloemen gezeten en mijn Tante Dora heeft vroeger op de Kaalheidersteenweg in Kerkrade een bloemenzaak gehad. Misschien bekend voor de mensen uit deze streek: Naderhand heeft de oud-voetballer Dick Nanninga die bloemenwinkel overgenomen. Ook mijn andere tante Maria en ook nog een neef hebben een bloemenwinkel gehad dus wij zijn echt een bloemenfamilie. Als klein meisje mocht ik papa helpen en met negen jaar maakte ik bloemstukjes voor mijn moeder en stiekem als iemand zei: Wat een leuk bloemstukje, dan verkocht mijn vader dat gewoon. Ik heb wel een bloemenopleiding gedaan, toentertijd zat dat in Venlo en dat ging toen over naar Roermond. Ik heb een 4-jarige opleiding gedaan. Ik vind het wel belangrijk om een fatsoenlijke basis te hebben, toch ook de theorie te weten en daarnaast is het heel belangrijk om genoeg praktijkervaring op te doen. Iemand die van school afkomt zonder veel praktijkervaring, nou ja, dat gaat hem niet worden. Dat is wat tegenwoordig jammer genoeg heel veel gebeurd. Er zijn leerlingen die een aantal jaren bij de grotere bloemenketens stage lopen en daardoor niet het exacte ambacht leren. Ze leren een boeket binden, ze leren misschien dat boeket ook te verkopen maar het is altijd dat kant-en-klare. Maar echt die specifieke ambacht, een bloemstuk op maat voor de klant maken? Als een klant komt dan neem ik daar de rust voor, bespreek ik dat en wil ik weten: Hoe is die persoon? Of bijvoorbeeld bij grafwerk, dat vind ik heel belangrijk, dat is echt mijn passie: Hoe was die persoon? Waar hield die van? Als dat bloemstuk een paar dagen later op de kist ligt dan vind ik dat de familie daar moet zitten en moet denken van: “Ja, en dit is pap. Dit is mam. Dat past bij die persoon”. En als dat zo is, dan heb ik het goed gedaan." Unieke en creatieve bloemsierkunst is een ambacht: "Ik zelf ga heel vaak uit van de producten. Ik heb een ruwe schets in mijn hoofd, waarvan ik denk dat het past. Gaandeweg met het samenstellen van de producten zit er net die ene mooie kronkelige bloem tussen die net die kant uitgaat die ik mooi vind. Dat hoeven niet allemaal perfecte bloemen en perfecte stelen te zijn want dat maakt dat bloemstuk uniek. Het valt in mijn handen. Als de klant zegt: “Maak dit bloemstuk na. Dan zeg ik altijd tegen de klant: Ik maak u ongeveer zoiets.” Als mensen bijvoorbeeld iets uit een boek kiezen kijk ik naar dat plaatje. De producten die de klant heeft gekozen moeten er in zitten maar de rest ontstaat op dat moment. Elk ambacht is een soort van kunst. Dat is met die bloemen ook. Dat bloemstuk wat ik maak is kunst, dat is een bijzondere creatie. Dat boeketje wat je bijvoorbeeld online kunt bestellen van een fotootje. Die dag kunnen 50 mensen dat fotootje aanklikken en dat boeket wordt 50 keer gemaakt. Dat kan een mooi boeket zijn en daar kan je ook plezier aan beleven maar dat is in mijn ogen geen bloemsierkunst. Dat heeft niks met ambacht te maken.” Mijn eigen bloementaal: “Die bloementaal van mij is als die vaste klant komt en zegt van: “Tamara maak maar iets, je weet wel wat ik mooi vind. Of die klant die komt: Maak je me een mooi boeket voor mijn vrouw?” En ik vraag : Wat wilt u graag hebben? En hij: Jij weet waar mijn vrouw van houdt. Het is vaak zo dat de eigen man niet weet waar zijn vrouw van houdt. Hij weet wel dat ik weet waar zijn vrouw van houdt. Dat vind ik en is de bloementaal. Ik ben hier goed in, ik doe dit al mijn hele leven en omdat het een heel speciaal, bijzonder, mooi, creatief vak is. Een ambacht die absoluut niet verloren mag gaan. Dat er dan niet meer dat unieke bloemstuk wordt gemaakt waar die liefde en die passie in zit. Het is de passie voor bloemen en de liefde voor bloemen. Dit is Tamara.”...more
Voor goede raad kan hij terecht bij vakwerkdeskundige Coen Eggen, die in zijn boeken over Vakwerkbouw in Limburg (1989 en 2016) melding maakt van de zeldzame en gave sporen- of sparrenkap en de deels nog aanwezige oorspronkelijke vakwerkdelen waarin kruiskozijnen met bovenluiken uit de 17e eeuw. Inmiddels is de houten kap zorgvuldig en historisch verantwoord gerestaureerd, met pen- en gat verbindingen. Na het dak volgen de gevels en kozijnen en zal het oude leemstucwerk weer in ere hersteld worden op traditionele wijze. De “nieuwerwetse” elementen zullen vervangen worden. “Ik wil graag de geschiedenis en het verhaal verder laten bestaan van monumentale vakwerkhuizen en dit pand in Nuth is een bijzonder en mooi rijksmonument”, aldus Rutger Gerritsen.Op traditionele wijze met originele materialen bouwen:Het oudste deel van dit vakwerkhuis in Nuth stamt uit begin 17e eeuw dus 1620 of 1630. Ik weet het niet exact, dat zou je moeten kunnen aantonen door dendrochronologisch onderzoek, maar dat heb ik nog niet gedaan, dat is nog niet aan de orde geweest. Ik ben hier in Nuth met Coen Eggen geweest oen ik het pand kocht en hij is een deskundige op het gebied van vakwerk, een bouwhistoricus. Het huis staat ook in zijn boek en hij heeft aangeven dat het huis van begin 17e eeuw is. Dat ziet hij aan de constructie. Daar haal ik veel kennis uit en de manier van restaureren: hoe pak het goed aan? Hoe laat ik het huis tot zijn recht komen als het straks helemaal gerestaureerd is? Ik wil het vooral op de traditionele wijze doen en het moet natuurlijk wel omdat het een rijksmonument is. Dan zijn er regeltjes aan verbonden. Je mag zeker niet zomaar alles hier. Ik ga redelijk ver in het terugbrengen naar de oorspronkelijke staat en ik wil ook echt met oude en originele materialen restaureren. Dat betekent vooral veel restaureren met eikenhout en met leem. Vlechtwerk maken tussen de vakken in plaats van eenvoudig dichtmetselen, want dat is het snelste en goedkoopste, maar dat is zeker niet goed voor de constructie. Leem is het allerbeste om aan te brengen in een vakwerkconstructie, vanwege de vochthuishouding. Leem absorbeert vocht als het te veel is en geeft dat weer aan de omgeving af wanneer het droog is, wanneer er eigenlijk vocht tekort is. Dat hebben ze toen in de 17e eeuw ook zo gedaan. Toen meer uit noodzaak, het was een goedkoop bouwmateriaal wat ook in de omgeving te vinden was. Het bijkomende effect was dat het houtwerk ook heel lang bewaard bleef, daardoor omdat het steeds opdroogde.Een ademend huis door slow-building met een stukje geschiedenis:Het heet eigenlijk stroleem omdat het merendeel van leem 80 procent uit stro bestaat. Er zit was leem in voor de binding, kalk om de waterdichtheid te garanderen en koeienurine zit er ook in. En daardoor krijg je eigenlijk een ademend huis. Het is heel erg ecologisch deze manier van bouwen. Het is geen slow-food maar slow-building zal ik maar zeggen. Ook de tijd dat het kost om te bouwen maar ook de lokale grondstoffen is heel CO2-beperkt en dus met herwinbare grondstoffen. Wat dat betreft ben ik een nerd op dat gebied. Ik wil het gewoon echt origineel doen. Door echt terug te gaan naar de oorspronkelijke bouwwijze en ook alle aanwijzingen die je in de constructie vindt, de bouwsporen noemen ze dat, om die weer te gebruiken en te herstellen waar dat kan. Je zet ook wel een bepaalde romantiek neer, zonder kitscherig te worden. Het moet geen Eftelinghuis worden, het moet wel gewoon staan zoals het er stond. Dit heeft ook een stukje geschiedenis wat eraan vastzit en ook die geschiedenis interesseert me en die heb ik terug kunnen vinden tot 1740 wat dit pand betreft. Het maken en het resultaat en het verhaal wat eraan vasthangt is voor mij belangrijk. Misschien denkt iemand anders wel: wat moet je met zo’n lemen hut? Ik vind het mooi en het voegt denk ik iets toe aan een dorp om toch een stukje geschiedenis te behouden.Het verhaal doorvertellen en iets weer een stukje mooier maken:Ik ben van jongs af aan altijd bezig geweest met houtconstructies en van mijn communiegeld kocht ik panlatten en was ik een dierenverblijf in elkaar aan het knutselen. Hobby, veel kijken, veel vragen bij anderen en op een gegeven moment dan leer je dat vanzelf. Bepaalde houtverbindingen restaureren en als je eenmaal weet hoe het moet en als je nauwkeurig bent dan is het wel te doen. Dat heb ik me eigen gemaakt. Als ik een huis voor me zie, dan weet ik precies hoe het moet worden. In mijn gedachte is het eigenlijk dan al af. Vakwerkbouw is gewoon honderden, zo niet duizenden jaren gewoon de norm geweest om te bouwen. Het is precisiewerk en je moet weten hoe de krachtverdelingen binnen het huis werken. Dat was toen gewoon de norm en dat waren veelal hele mooie en rijke panden. Ik zeg wel eens dat ik dit huis niet verbouwd heb, maar ik heb dit huis eigenlijk gekleid. Het is de charme behouden en het gaat er echt om of het er goed uitziet en het uiteindelijke resultaat moet natuurlijk zijn dat je een huis hebt wat klopt. Het is het verhaal doorvertellen. Drive, passie en iets een stukje mooier willen maken; dat is eigenlijk mijn voornaamste drijfveer. Dat je iets blijvends neerzet. Het is geen geluk maar het is voldoening. Het is in ieder geval dit stukje straat in Nuth weer een stukje mooier maken.Rutger Gerritsen...more
Caroline Colaris-Hustinx volgde haar opleiding “Mode en Kleding” in Sittard. Tegenwoordig runt ze al ruim 5 jaar haar eigen “Atelier Unique”, Een eigentijds naaiatelier in Obbicht. Creatief in het ontwerpen, maken en vermaken van kleding voor zowel particulieren als de zakelijke markt voor o.a. maatkleding, innemen, herstellen, inkorten en/of vermaken van kleding en accessoires. “Door in opdracht maatkleding te laten vervaardigen, komt u in het bezit van een hoogwaardig en “unique” kledingstuk. Ook is het mogelijk om van bestaande patronen uw eigen “unique” kleding te laten maken met eigen gekozen materialen en/of stoffen”, aldus Caroline. Meten is weten: “Het is voor mij begonnen met mijn liefde voor mode. Iets moois maken voor de mensen en dat ze dan iets hebben wat op hun lichaam, lijf gemaakt is. Je moet je goed voelen in je kleding, je moet je goed voelen in wat je aan hebt. Dat is goed voor je zelfvertrouwen. De trends volgen en weten wat mode is. Eigenlijk was het voor mij heel logisch dat ik na de basisschool naar de huishoudschool ging. Als ik iets met mijn handen kan doen dan kan ik er uren mee bezig zijn. En de opleiding daarna, MDGO mode en kleding in Sittard, sloot daar mooi op aan. Die opleiding bestaat helaas niet meer en dan moet je nu meteen naar de Kunstacademie. Dan wordt het toch weer meer kunst en dan is het niet echt meer een ambacht, niet meer echt het vak: Mode maken. Het moet mooi zijn maar het moet ook draagbaar zijn. Comfortabel zijn. Stap 1: Meten is weten, dat is heel belangrijk want daar maak je je patroon op. Dat moet goed zijn want je gaat daarna stof knippen. Dat is het begin. Dat is maatwerk en geen confectie. Stof dat zie je en als je een patroon in je stof hebt zitten daar moet je rekening mee houden als je gaat knippen. Dat moet er goed op zitten. Het is lastig om de juiste verhoudingen te krijgen. En dat is wel een hele klus. Dat kost de meeste tijd." Een verhaal of herinnering verder laten bestaan: "De klant heeft een wens, een idee. Meestal is het wel uitvoerbaar, soms ook niet maar dan moet je dat een beetje bijschaven. Dus er zit altijd wel een verhaal achter. Het is altijd met een doel. Het is of een bruidje of een communicantje of een prinses (carnaval), een koningin (schutterij) of gewoon iemand die een nieuw pak wil of een nieuwe jurk wil. Het kan ook zijn dat iemand een jurk al jarenlang in de kast heeft hangen, die past niet meer, maar die wil ze toch graag weer nieuw hebben. Dan maak ik die jurk na, maak ik er een nieuwe versie van. Exclusief gemaakt. Dat krijg je niet in de winkel, dit is uniek, dat is wel mooi. Je maakt voor iemand wat precies op maat gemaakt is en die blijdschap kan me heel erg ontroeren. Als mensen het mooi vinden wat ik gemaakt heb dan is dat voor mij voldoening. Dan vind ik dat mooi. Daar gaat het om. Daar zit mijn hart en ziel in. Emotie." Mensen blij maken met mijn creativiteit en ambacht: “Ik denk dat ik heel creatief ben. Dat heb ik sowieso van huis uit. Mijn vader was ook heel erg creatief, was een echte vakman. Hij heeft ook altijd gezegd dat ik dit moest doen. “Je hebt hier voor geleerd en waarom ga je dit niet doen? De mensen hebben een kleermaker altijd nodig”. Hij heeft de start van mijn bedrijf helaas niet mogen meemaken, dat is wel jammer. Maar hij heeft mij daar wel altijd in gestimuleerd. Als ik het zelf heel mooi vind geworden en als de klant tevreden is, daar komt het toch altijd weer op terug, dan ben ik ook tevreden. Ik vind het toch heel fijn om het mensen naar hun zin te maken, denk ik. Dat ze het mooi vinden. Ik denk dat ik dat toch wel heel erg belangrijk vind. Dat ik mensen blij kan maken.”...more
Zijn vader, “Ouwe Geert”, was een van zijn leermeesters. Hij volgde een opleiding in Gouda, was 12 jaar actief voor het Openluchtmuseum in Arnhem en begon in 1982 in het pand waar vroeger de stoomtrein van de Maasbuurt-Spoorlijn stopte zijn eigen pottenbakkerij. Tegenwoordig is Potterie/Galerie “De Tramhalte” in het Noord-Limburgse Bergen hét station voor kunst met keramiek waar keramisch ontwerper en vormgever Geert Jacobs gebruiksartikelen en kunstwerken voor thuis, tuin of kantoor maakt. “Wij blijven draaien en bij ons is het kleigezellig”, aldus Geert Jacobs. Een romantisch vak: Klei verbindt, klei is geweldig. Dat is een materie waarmee je alles mee kunt. De plavuizen op de grond, de bakstenen van je huis, de dakpannen, je wc-pot, je serviesgoed, alles is gemaakt van klei. Het is zo gewoon geworden hè. Maar je kunt er natuurlijk ook hele aparte dingen van maken. Dat is ook wat ik probeer. Je moet het eerst bedenken en dan kan je het vorm gaan geven. En als je daar al 44 jaar van kan bestaan, dat is toch een heerlijk gevoel. Ik heb medelijden met de pottenbakkers die hier vroeger in deze regio moesten werken met die maasklei want dat was niet zo best. Wij halen onze klei uit Midden-Duitsland en dat is een klei die tegen hoge baktemperatuur kan. Mijn gewone werk bestaat uit steengoed. Steengoed wordt gebakken zo rond de 1200 en 1250 graden. Steengoed zit tussen het aardewerk en het porselein in. Porselein is het aller hardst en het hoogste gebakken en aardewerk is vrij zacht gebakken, tussen de 900 en 1100 graden. Het mislukt nog weleens, zelfs na al die jaren ervaring. Dan is het huilen met de pet op en moet je soms helemaal opnieuw beginnen. Maar het kan natuurlijk ook een geweldig resultaat geven, dat het je verrast. Dat is ook het leuke van het vak. Het is een romantisch vak. Het kan tegenvallen of het kan heel erg meevallen. Een ambacht en kunstvorm in ontwikkeling: Je kunt klei ongeveer sturen maar nooit helemaal. Het blijft handwerk. Zoals mijn pa vroeger altijd zei: Het is onze lieve heer, de oven en ik. En als een van die drie niet helemaal meewerken dan heb je pech. Het is ambacht en kunst. Je moet het ambacht natuurlijk eigen maken voordat je aan die kunstvorm kan beginnen. Ik leer nog steeds. Je hebt het allemaal op een bepaalde manier geleerd maar dan kom je erachter: Ik kan het ook zus en ik kan het ook zo doen. Langzamerhand is dit product ook steeds verbeterd. Kijk op google en kijk naar belangrijke keramisten over de hele wereld en je ziet hoe verscheidend werk dat ze maken. Dat is ongelofelijk. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de jaren ’70 dat je alleen maar bekers maakte, borden en asbakken is het nu toch wel dat mensen iets kopen wat ze mooi vinden en daar waardering voor hebben. Ze gaan wel degelijk voor duurzaamheid. En je hebt natuurlijk ook je vaste club mensen om je heen die het leuk vinden wat je doet. En daar ben ik van afhankelijk want dat is mijn boterham. Met eelt op je ziel leven van klei: Het is een hele eigen levensstijl. Mijn vader zei altijd: Jongen, je bent een voorbeeldfunctie voor de maatschappij. Laat zien dat je van klei kunt leven, dat je van modder kunt leven en dan ben je een voorbeeld. Omdat je dagelijks wel iets in je handen hebt wat van klei gemaakt is. Ze zeggen altijd: Een pottenbakker heeft de meeste eelt op zijn ziel. Als op een gegeven moment het materiaal niet meewerkt of wat dan ook, daar moet je tegen kunnen. En je moet er ook tegen kunnen als het minder gaat met de economie. Het is het eerste wat afvalt want het is een luxe artikel en het is het laatste wat weer aantrekt, ook daar moet je tegen kunnen. Ik doe dit al vanaf mijn zesde jaar, ik ben nu 62 jaar, ik heb nog een paar jaar tot mijn AOW. En ik denk dat ik daarna nog steeds met klei bezig ben want het is gewoon te leuk. Het is fijn om te kunnen leven van moeder aarde want zo is het eigenlijk. Ik kan niet zonder. Geert Jacobs...more
Floris leerde het ambacht zichzelf aan door naar YouTube-filmpjes te kijken. Tegenwoordig maakt en ontwerpt hij zijn handgemaakte messen in zijn eigen atelier in een oud klooster in Noorbeek. Zijn creatief vervaardigde messen krijgen steeds meer bekendheid en door zijn zelf gefabriceerde YouTube-filmpjes bereikt hij bekende en minder bekende liefhebbers van over de hele wereld. “Met dit ambacht kan ik duurzame en bruikbare “kunstvormen” van ruwe materialen creëren. Daarom zijn mijn messen meer dan gebruiksvoorwerpen, die ik met hart en ziel maak”, aldus Floris Postmes. Way of life: Ik maak damaststaal. Dat is het vouwen van lagen staal. Op die manier creëer ik een patroon binnen het mes en dat wordt uiteindelijk zichtbaar op het moment dat ik het ga etsen, in zuur. Dat komt voort vanuit Japanse technieken, het vouwen van staal, om het homogener te maken. Maar ik doe het puur voor esthetiek. Als ik dat wil doen dan heb ik ontzettend heet vuur nodig. Dan moet het staal bijna net niet tot smelttempratuur kunnen komen, tussen de 1000 en de 2000 graden. Het zijn twee soorten staal. Een staal wat uiteindelijk lichter gaat uit zien en een staal wat donkerder gaat uit zien. Het begint in mijn hoofd en daarna zet ik een aantal dingen op papier om doelgericht naar dat patroon toe te kunnen werken. Soms laat ik het patroon wat wilder en wordt het meer organisch en gaat het meer zijn eigen gang. Soms stuur ik daar heel erg in. Op een geven moment krijg je een gevoel voor hoe je dat aan het vouwen bent en hoe dat uiteindelijk er uit komt te zien en wat je moet doen om bepaalde patronen te krijgen. Ik weet dat dat in het staal zit. In de tussenstappen heb ik het een beetje gezien. Maar ik zie het pas echt en dat gebeurt pas na ongeveer twee maanden en dat is echt het magisch moment. Je weet al ongeveer hoe je profiel van je mes uitziet, maar je hebt de ziel nog niet onthult. Ik stop daar een stukje van mijn ziel in. Je probeert er als makende in zekere zin controle over te krijgen. Je moet het zien als een soort van samenspel met je materialen en je omgeving en het is niet alsof je dat volledig wil bemeesteren. Ik ga ermee naar bed met die messen en ik sta ermee op. Dat is mijn hele manier van zijn en denken geworden. Als het iets is wat je zo mooi vind en je wil daarvoor gaan dan wordt dat “the way of life”, daar kies je niet voor. Vrijheid om te creëren: Het is niet per se vanuit het doel van een mes of zo dat die fascinatie is gegroeid. Het is echt de vorm, de esthetiek van bepaalde messen die tot mij spreekt. Ik had als kind al heel veel messen gespaard en toen hadden mijn ouders zoiets van: heb je niet al genoeg messen? Toen is het begonnen met het zelf op de wereld brengen van messen. Je begint eigenlijk vanuit helemaal niks. Je begint vanuit een ongelofelijk basismateriaal en vanuit daar ga je beginnen te creëren. Op een gegeven moment heb je iets gemaakt dat meerdere doelen kan volbrengen. Je kan het gebruiken maar het kan ook gewoon een heel plezierig ding zijn om naar te kijken. Van niks naar iets gaan is iets heel bijzonders als je daarmee bezig kan zijn. Ik probeer ook altijd nieuwe en andere dingen uit. Ik wil niet in een soort van herhalend ding vallen. Dus dan krijg je vanzelf dat je daar volledig door wordt opgenomen. Hoe vrijer iemand mij laat in mijn ding hoe beter het wordt. Dat je echt de ultieme vrijheid hebt om te creëren, dan moet je wel eerst leren bewegen binnen de samenleving zoals die is. Dat betekent gewoon dat mensen je moeten kunnen vinden. En mensen gaan jou vinden doordat ze op social media zitten. Dat is iets waar ze heel veel tijd aan verspillen, maar als jij daar slim mee omgaat en bij die mensen verschijnt op hun scherm, dan kun jij je voordeel daar uit halen. Dan blijft het niet een verborgen ding. Leven in het nu: Ik vind het voor mij een heel mooi ding en het is altijd een zoektocht naar hoe laat ik zoveel mogelijk van die traditie los en creëer je zoveel mogelijk zelf. Ontbonden van hoe dingen zouden moeten gaan of hoe dingen horen te gaan. Er is ook geen opleiding voor en ik denk dat dat maar goed is ook. Vanaf het begin heb ik geleerd het mezelf eigen te maken. Ben ik daarin niet gekneed door iemand die dacht: Dit is hoe jij over zaken moet nadenken. Het is gewoon zo vrij mogelijk proberen te denken over hetgeen waar ik mee bezig ben. Als je goed met mijn mes omgaat, gaat het zeker voor de eeuwigheid mee. Als je er de zorg en de liefde in stopt zoals ik er liefde en zorg in heb gestopt, dan is het iets wat bedoeld is om heel lang mee te gaan. Door het lief te hebben en er zorg over te dragen adopteer je het misschien een beetje. Zo zeer als dat het mijn kind is heb je het lief, net als dat het je eigen kind zou zijn. Ik oefen dit ambacht nú uit. Of ik het morgen nog uitoefen? Weet ik niet. Want morgen is niet vandaag. Vandaag is vandaag en nú oefen ik dit ambacht uit. Dat klinkt misschien heel raar en 'weird'. Maar dat is heel belangrijk voor mij. Hoe meer je dat los kan laten tot hoe puurdere en een schoner proces je kan komen. Maar dit is wel wat ik nú moet doen, absoluut. Floris Postmes...more
Begin jaren vijftig is Coen Hovens sr. in het bedrijf gestapt om na enkele jaren het bedrijf alleen voort te zetten. Eind jaren tachtig van de vorige eeuw was de firma Hovens nog de enig overgebleven sigarenfabriek in Tegelen. Sinds juli 2000 is Coen Hovens jr. voltijd in het bedrijf bezig om de familietraditie voort te zetten. “Dankzij onze kleinschalige inkoop van tabak maken wij voor u sigaren van 100% tabak die heerlijk geuren en niet branden maar smeulen”, aldus Coen Hovens jr. Sigaren maken is een familietraditie: In de jaren ’30 zijn hier 35 tot 40 sigarenfabriekjes geweest waarvan twee hele grote, bijvoorbeeld een “Vossen-Breuers” waar 300 mensen gewerkt hebben, of nog meer. En een “De Möp” van Feyen. Het is echt een industrie geweest. Het is eigenlijk rond 1820 en 1830 ontstaan toen een koopman uit Steyl, Andreas Kreykamp, een tabakskerverij is begonnen en daarna in Kaldenkerken een sigarenfabriek is begonnen. Na de Eerste Wereldoorlog zijn heel veel van die sigarenfabrieken in Kaldenkerken failliet gegaan en dat was toen voor Tegelen juist het toppunt van de sigarenindustrie. Er is geen opleiding of iets dergelijks voor sigarenmaker. Het was al vanuit vroeger zo dat je al altijd intern werd opgeleid. Vroeger was het zo dat je begint als maker van het binnengoed, het rauwe, grove werk. En langzaam klim je op tot maker van bosjes en maker van sigaren. De topfunctie binnen een bedrijf is altijd de “melangeur”. Want die bepaalt de smaak van een sigaar. Sigaren roken moet een smaakbeleving zijn: In de sigarenwereld heb je het over de shortfiller- en longfiller-sigaren, dat zijn de twee grote onderscheidden die je kunt maken. Longfiller is een geheel blad en die sigaren worden voornamelijk in het Caribisch gemaakt, dus Cuba, de Dominicaanse Republiek, Nicaragua, dat soort landen. Shortfiller is een typisch Nederlands product dat begin 18e eeuw in Delft blijkbaar begonnen is. De bladeren tabak worden fijn gesnipperd en daardoor kun je met verschillende tabaksoorten een hele mooie melange samenstellen en dat is het mooie van een shortfiller. Een typische Nederlandse sigaar. Melangeren is net zoals bij een wijn of whisky. Als je het over iets hebt waar je van kan genieten, dan hoort daar een sigaar ook bij, daar kun je van genieten. Dat moet je niet als een sigaret oproken, maar dat moet je in je mond laten proeven. Dan kun je inderdaad de smaakverschillen heel goed onderscheiden van elkaar. Het begint natuurlijk bij het ruiken, het moet lekker ruiken. Dan moet je kijken dat die tabak goed gelijkmatig brandt, dat die niet scheef, of krom of de hele tijd uit gaat. En dan: hoe smaakt die sigaar in de mond? De smaakbeleving. Is die krachtig, is die zoetig, kruidig, pepertje? Allemaal dat soort termen. Onze sigaar kenmerkt zich door een romige smaak. Ik vergelijk het weleens met dat snoepje “Werther’s Echte”. En je moet gewoon zorgen dat je smaak constant blijft. Een sigaar moet je proeven en laten smeulen: Je moet niet een sigaar roken die te zwaar is. Als je bijvoorbeeld een stuk of 5 of 10 sigaren rookt moet je ze kunnen hebben. Je moet ze gewoon proeven. Als een sigaar verkeerd gemaakt is of van de verkeerde tabak soort dan gaat die af als een raket, net als dat je een sigaret rookt. Bij een sigaar moet je om de 2 of 3 minuten een teugje kunnen nemen. Hij moet aan blijven maar hij moet niet te overdreven de ruimte vullen. Dus langzaam oproken, hij moet smeulen en dan moet jij teugjes nemen. Een sigaar rook je niet over de longen. Een long kan niet proeven, dat kan je alleen maar met de tong of in de mond. Het belangrijkste is natuurlijk dat als ik zelf een sigaar gemaakt heb, dat ik hem zelf ook lekker moet vinden. Dat is voor mij sowieso heel belangrijk. Je moet ook achter je product kunnen staan. Lekker met een glas wijn, met een lekkere sigaar en dan gewoon mijmerend voor je uitkijken, op die manier. Laten smeulen. Coen Hovens jr....more
Olijfolie, wijn, vissaus, siroop... De Romeinen verhandelden veel vloeibare producten in amforen. Uit Spanje kwam olijfolie en vissaus in amforen en uit Frankrijk wijn. Ik kijk naar het baksel, de klei, de kleur, de vorm en herkomst. Ik teken de randen, de bodem en de handvatten van bijzondere stukken. De 1700 fragmenten – ruim 150 kg – uit Voerendaal verdeel ik onder in soorten amforen en naar de herkomst. Interessant zijn natuurlijk de opschriften, zoals de namen van Romeinen. Het onderzoek gaat niet alleen over amforen zelf, maar ook over mensen. Rijke mensen dronken dure wijn uit verre streken. De massa dronk goedkopere wijn of juist regionale dranken.Ik hoop te ontdekken dat mensen lokaal de amforen zijn gaan namaken voor hun eigen regionale producten, maar het leukste blijft toch om een amfoor te vinden met een bijzondere herkomst, met een bijzonder verhaal. Romeinse amforen, olijfolie en identiteit: Romeinse amforen zijn de grote aardewerken containers van de oudheid die gebruikt werden voor het transport van vloeistoffen, denk aan olijfolie, wijn en vissaus, specifiek voor de lange afstandshandel. Net zoals tegenwoordig hebben bepaalde containers een specifieke vorm waaraan je kon aflezen wat er in zat. Een wijnfles herken je als een wijnfles ook als die leeg is. Datzelfde geldt voor amforen. Die olijfolie-amforen waren hele grote bolle amforen en elke Romein wist dat dat voor olijfolie was. Strikt gesproken is een amfora een volume-eenheid van iets van rond de 26 liter maar die olijfolie-amforen uit bijvoorbeeld Spanje gaan al richting de 100 liter. Olijfolie, bijvoorbeeld, dat is super belangrijk voor de Romeinen, zonder olijfolie kun je geen Romein zijn. Ook niet in een gebied waar ze geen olijfolie kunnen maken. Dus aan die olijfolie-amforen kunnen we zien, dat dat zwaar gesubsidieerd wordt door de Romeinse staat om er maar voor de zorgen dat dat spul bij de mensen in de provinciën komt. Dus olijfolie was heel belangrijk voor de Romeinse identiteit. Scherven brengen een klein stukje informatie: Het belangrijkste wat ik doe wanneer ik zo'n scherf krijg is kijken waar die vandaan komt. Dat is een soort "bakselonderzoek". Dan kijken we eigenlijk aan de binnenkant. Dus ik heb het liefste mijn aardewerk kapot, zodat ik aan de binnenkant van de scherf kan kijken, zodat ik de breuk kan zien. Dan zien we allerlei hele kleine inclusies en wat voor een soort klei dat het is. Daaraan kunnen we al vaak zien waar dat die vandaan komt. Vervolgens gaan we naar typologie kijken. Dus we kijken naar de vorm en daaraan kunnen we ook zien wat voor een soort amfoor het is. Vervolgens kan die typologie ons ook weer iets zeggen over de datering. Ik denk dat wij bij villa Voerendaal vooral naar de rijkere klasse zitten te kijken, het soort mensen dat wijn dronk en olijfolie gebruikte. Hoe verhoudt de wijn zich tot de olijfolie en de vissaus? Bijvoorbeeld: een middenklasse zal heel veel wijn importeren, wat minder olijfolie en vissaus is dan helemaal 'not done'. Maar rijkere personen die willen natuurlijk alles hebben wat hen dan definieert als Romein. Zo hebben we een klein stukje van dat verhaal. Historici en archeologen houden zich altijd bezig met een klein stukje, een kleine opgraving of een klein onderdeel van het vondstmateriaal, maar daardoor kunnen we wel heel specifiek kijken naar dat onderdeeltje. Daardoor gaan we ook niet uitzoomen, want soms is dat ook jammer. Steeds een klein stukje verder in het verhaal van iedereen: Als ik naar zo'n vindplaats kijk kan ik scherven hebben uit Italië, uit Griekenland, uit het Midden-Oosten, Spanje, Gallië, het maakt allemaal niks uit. Mijn speelveld is heel Europa, dus dat is natuurlijk al spectaculair, maar ook wat het heel erg moeilijk maakt. Vandaar dat het ook een echt specialisme is. Vervolgens heb je te maken met verschillende aspecten. De ene keer ben ik bezig met die inclusies te bekijken: waar komt die scherf vandaan? Daarna ben ik met een stempel bezig en dan ben ik met een Spaans boek bezig om er achter te komen wat die stempel is. Zo wordt het wel een heel erg divers onderwerp. Ik was altijd al geïnteresseerd in geschiedenis, zeker de mediterrane wereld, de Grieken en de Romeinen. Geschiedenis is leuk, het is interessant, maar ik moet het vast kunnen houden. Het klinkt cliché, maar je moet materiaal laten spreken. Wij doen dit werk omdat we te maken hebben met de geschiedenis en het erfgoed van iedereen hier. We hebben een klein stukje van het verhaal van die villa, een klein stukje van de identiteit van de mensen. Het zijn allemaal kleine stukjes die straks dat hele beeld creëren. De Romeinen zijn toch onze voorgangers. Daar hebben we heel veel van overgenomen. Wat wij doen als archeologen is kijken naar menselijk gedrag. Die amfoor is daar terechtgekomen omdat de mensen zich toen der tijd een bepaalde manier gedroegen. Maar uiteindelijk zijn we bezig met het verhaal van iedereen hier. Ik blijf dit doen omdat het verhaal steeds completer wordt zo. Ja, het zit in me. Joost van den Berg...more
Dakpannen, baksteen, vloertegels en verwarmingselementen. Alles wat van klei gebakken is, noemen we bouwkeramiek. Onderzoek hiernaar is pas de laatste 15 jaar uitgegroeid tot een specialisatie. Het is geen sexy onderzoek, alles lijkt op elkaar, de vondsten zijn soms loodzwaar en je krijgt er vieze handen van. Een complete dakpan weegt al gauw meer dan 6 kg. Op het terrein Villa Voerendaal is ruim 2200 kilo bouwkeramiek gevonden. Het grootste deel is later weggegooid. Ik bestudeer circa 400 items. Ik kijk naar vorm, afmetingen, soort baksel, kleur, herkomst, datering en toepassing van het materiaal. Alle gegevens verwerk ik in een tabel. Zo kan ik per categorie onder andere veranderingen in formaat en baksel zien. Dit vergelijk ik met bouwkeramiek van andere Romeinse villa’s in Nederland. We hopen dat het bouwkeramiek ons informatie geeft over de villa zelf, over de diverse bouwfases en hun datering. Romeins bouwkeramiek draagt een steentje bij aan de bouwgeschiedenis: Bouwkeramiek is zwaar dus dat zijn de nodige kilo's die we gevonden hebben; een paar honderd kilo's zitten in die dozen. Het meeste bouwkeramiek bestaat uit dakpannen, maar er zit ook ander materiaal wat in keramiek door de Romeinen werd vervaardigd zoals verwarmingselementen, tegels et cetera. Bedenk je dat zo'n dakpan tussen de 6 en 9 kilo weegt. Dat was toen de standaard. Wat je wel ziet is dat in de loop van de Romeinse tijd die dakpannen kleiner worden en dat is een aspect wat ik momenteel aan het bestuderen ben. Wat ik probeer te achterhalen is door beschrijving van het materiaal bepaalde kenmerken te noteren en daaruit af te leiden waar het materiaal vandaan kwam, waar het werd toegepast en wanneer het werd toegepast. Op die manier probeer ik letterlijk een steentje bij te dragen aan de bouwgeschiedenis van de villa Voerendaal. Veranderingen en efficiëntie: Ik probeer in ieder geval wel het materiaal in te delen in de periode dat de villa Voerendaal in gebruik was. Dat was een hele lange periode. Bijna tweehonderd jaar is er door de Romeinen gewoond in een luxe villa. Er is het nodige bijgebouwd en veranderd. Aan onze eigen woningen passen we in deze tijd ook regelmatig het nodige aan. De Romeinen deden niet anders en dat is wat ik probeer te ontdekken. Hoe is het gebruikt? Waar kwamen de materialen vandaan? Zien we daar veranderingen in? Bouwkeramiek haalde men vaak lokaal, omdat het ontzettend zwaar is wilde men er niet te ver en te lang mee reizen en slepen. Men haalde het bijvoorbeeld uit Brunssum en Schinveld. Daar zit bepaalde klei, die kun je herkennen als je dat onderzoek doet, dat is vanaf Voerendaal pakweg 6 tot 8 kilometer in vogelvlucht. Daar komt een deel van het materiaal vandaan, dat is nu al zeker. Dat moest met paard en kar aangevoerd worden. Daar in Brunssum en Schinveld lagen ovens. Je moet denken aan kleinschalige productie-eenheden. Men werkte ook alleen maar in seizoen, vanaf april tot oktober kon er gebakken worden. Die ovens lagen vaak waar de klei aanwezig was. Men hoefde dan niet de klei naar de ovens aan te voeren. De grondstoffen had men direct bij de hand. En klei in natte vorm is gewoon veel zwaarder dan daarna het gebakken product. Het is gewoon een economische afweging geweest, efficiëntie. Het was zeker niet zo maar een boer die in die villa woonde. Dat boerenbedrijf werd vaak verpacht door, denkt men, echte Romeinse ingezetenen die toch wel het nodige geld hadden en in de steden woonden. Alleen in de zomermaanden werd het bewoond door de eigenaar. Een soort van hele luxe vakantiehuis zelfs, met een badhuis erbij. Dat was toen wel van alle gemakken voorzien. Nieuwsgierigheidsprikkel werd uitdaging: Er werd in het verleden niet veel aandacht besteed aan bouwkeramiek. Nu weten we gewoon dat we uit dat bouwkeramiek veel meer gegevens kunnen afleiden, dus we moeten gewoon veel meer verzamelen. Ik heb een stuk gevonden waar ik geen vergelijkingsmateriaal elders van kan vinden. Dan is de uitdaging om te kijken of dat dan een uniek stuk is of niet. De laatste jaren is de kennis enorm toegenomen, dus misschien dat we over 50 jaar heel veel meer weten en dat ik eigenlijk pas echt een beginneling ben. Dit was wat dat betreft gewoon het rijkste deel van Nederland op dat gebied. Die villa's lagen hier in lössgebied en dat strekt zich uit naar België en Duitsland. Je kijkt ook in breder verband naar de economie van dat gebied. Die villa's functioneerden gewoon in een groter economisch systeem. Zolang je nieuwe zaken ontdekt, dan is het zo van: Ik weet nog niet alles dus we gaan gewoon verder met bestudering van het materiaal. De nieuwsgierigheid is de prikkel om dit onderzoek te doen. Ik denk dat het begonnen is toen ik een jaar of 14 was, zo rond 1980-1981. Toen heb ik meegedaan bij de plaatselijk heemkundevereniging en een van de eerste opgravingen die ik deed was gelijk raak. De nieuwsgierigheid is blijven hangen en nu is het gewoon de uitdaging om daar meer over te achterhalen, over het materiaal. Er zijn gewoon heel weinig personen die zich met dat materiaal bezighouden. Bouwkeramiek is vaak gewoon de grootste vondstcategorie bij een opgraving. Het zou zonde zijn als men daar het grootste deel van zou weggooien zonder er fatsoenlijk naar te kijken. Ik vind het wel belangrijk dat het goed bestudeerd wordt en daarvoor wil ik me inzetten. Twan Ernst...more
Het is de grootste Romeinse villa van Nederland en omstreken die we tot op heden kennen. In de jaren 1985-1987 werd de villa grotendeels blootgelegd en werden er zo’n 20.000 vondsten gedaan, maar die opgravingen zijn nooit onderzocht. De vondsten zitten voor een groot deel nog steeds opgeslagen in kartonnen dozen bij De Vondst, centrum voor archeologie in Limburg. Onder leiding van het Limburgs Museum kijkt een team van experts nu voor het eerst naar deze cold case. Een van die specialisten is:Ester van der Linden: Dieren, mensen, plantmotieven en boogjes staan afgebeeld op het rood glanzend Romeinse serviesgoed. Terra sigillata was in de eerste eeuw na Chr. chique en duur aardewerk. Vanaf de tweede eeuw werd het gewoner en betaalbaar.Goed kijken, dat is de basis van mijn onderzoek. Ik maak van alle 400 Voerendaal-fragmenten beschrijvingen van de vorm (kom, bord, schotel), de kleur van het baksel, van versieringen en stempels. Je kunt dit aardewerk goed dateren aan de hand van de precieze vorm, de stempels en de afbeeldingen. Bij versierde sigillata is het de kunst om de afbeeldingen te herkennen en deze motieven terug te vinden bij een van de pottenbakkersateliers. Veel zoeken in catalogi dus. Voor Voerendaal willen we de datering van deze scherven weten en die vergelijken met de dateringen van andere vondsten uit de villa. Maar ook: is de terra sigillata van Voerendaal vergelijkbaar met die van andere villa’s uit de regio?Ester van der LindenTerra Sigillata:Scherven daar gaat het eigenlijk allemaal om bij mij. Ik ben al jarenlang heel erg gek op scherven. Sommige mensen houden heel erg van puzzelen, nou dit is mijn puzzel. Dat vind ik heel erg leuk en heel erg fascinerend. Terra Sigillata betekent eigenlijk een soort verzegelde aarde. Het is Romeins aardewerk maar het is niet echt de Romeinse naam uit die tijd want die weten we eigenlijk niet echt. Het is het type aardewerk. Het is een beetje het nette tafelservies zeg maar. Er staan vaak stempels op van de pottenbakkers. Daar valt een heleboel van te leren. Je kunt sowieso aan de hand van die stempels en die versieringen dat aardewerk best wel nauwkeurig dateren. Dit aardewerk was een van de eerste grote industrieën, dat moet je echt niet onderschatten. Er zijn echt miljoenen, echt miljoenen aardewerk stuks over heel Europa verspreid vanuit die pottenbakercentra. Dat maakt het interessant. Overal kom je dat spul dan weer tegen.Leren hoe de Romeinse wereld in elkaar zat:Villa Voerendaal was 100 jaar na Christus een groot agrarisch bedrijf. Bij villa denken mensen meestal aan een soort luxe oord, dat was het ook wel, die man had de zaken goed voor elkaar. Het is vooral bijzonder dat je dan met die scherven veel beter leert hoe de wereld toen in elkaar zat. Het vertelt je wat voor een handelsstromen er waren, met wie hadden mensen contact en hoe liepen die handelsstromen en dat is vooral juist heel erg bijzonder. Dus daarmee kan misschien een zo'n stempel op zichzelf niet heel bijzonder zijn maar als je dan al het aardewerk van die villa bekijkt dan ontstaat er langzamerhand wel een verhaal. Dat zie je dan dus ook terug en dat maakt het juist wel heel erg mooi. Daarmee kun je Voerendaal ook in sociaal en economisch opzicht ook opeens een plek geven in de Romeinse wereld.Onze geschiedenis:Het klinkt heel raar misschien maar ik zie ook een beetje de mens achter zo'n stempel, dat vind ik altijd heel erg leuk en daarom ben ik ook zo gek op die terra sigilatta. Dan heb ik echt het gevoel dat ik ineens toch een beetje oog in oog sta met een Romeinse pottenbakker. Omdat ik natuurlijk ook door alles wat ik gelezen en geleerd heb ook weet hoe zo'n productiecentrum werkte. Hoe werkte zo'n atelier nou? Wie deed nou wat? Daar is ook allemaal onderzoek naar geweest dus voor mij gaat dat beeld ook heel erg leven. Het zet je hersenen aan het werk denk ik, er komt een verhaal in je hoofd. Dat verhaal moet je natuurlijk gaan vastleggen op feiten dus je moet niet zomaar wat zitten verzinnen. Het is wel hoe het verhaal ontstaat. Al die data die ik aan het invoeren ben door die beschrijvingen die ik maak, die vertellen uiteindelijk ook weer verhalen aan andere specialisten en aan andere archeologen en uiteindelijk aan het groet publiek. Uiteindelijk is dat wel belangrijk om te weten. Het is wel onze geschiedenis. Ik zou mijn leven heel kaal vinden als ik in eens die sigilatta niet meer zou hebben. Ik weet dan vaak beter wat er ondergronds gebeurt dan wat er bovengronds gebeurt. Wij worden uiteindelijk ook archeologie. Ik zit altijd in feite in de vuilniszakken van de Romeinen te snuffelen maar ja, over 2000 jaar zitten ze bij ons ook in de stort te kijken. Dit vak verbind het verleden met het heden en dat vind ik gewoon heel erg mooi....more
Nog steeds heeft Arnold Smit, nu alweer 30 jaar, een zelfstandig bedrijf waar hij vooral met geluidstechniek, reparatie en onderhoudswerkzaamheden voor gitaar en basgitaar de kennis en opleiding van toen in leven wil houden en door wil geven. "Dat mag niet verloren gaan. Welkom in een wereld vol muziek en alles wat erom heen meespeelt", aldus Arnold Smit. Al doende leert men Geluidstechniek en gitaar reparatie lopen bij mij in elkaar over. Als je als geluidtechnicus voor een band staat, zijn de eersten die je ziet een gitarist, een bassist, een drummer. Maar die gitarist die heeft misschien het afgelopen weekend zijn gitaar naar mij gebracht en staat de dinsdag erna weer op te treden. Er zijn natuurlijk een aantal protocollen bij een soundcheck. Ik ben eigenlijk vrij tegendraads. Ik begin altijd met de drummer. Ik vind de drummer de basis van de band. Daarna met de basgitaar, gitaren, de zang, monitors en dan doe je het totaalbeeld, hetgeen wat je hoort. Vanaf mijn veertiende leerde ik het vak in de muziekwinkel van mij vader. Je begint gewoon te werken. Dan ga je uiteraard aan alle gitaren klooien, kabeltjes solderen en dan daaraan je vingers verbranden. Totaal geen vingerafdruk meer hebben op je zestiende, dat soort dingetjes maak je dan mee. Maar je leert het heel snel door te doen. Je leert het in de praktijk. Arnold Smit Luisteren doe je met je oren: Je bent houtbewerker, je bent metaalbewerker, je bent iemand die elektrische schakelingen in een paar seconden tijd kunt doorzien. Je bent alles in mekaar. Het is een ambacht. Dat is ook een van de reden waarom ik hiermee ben doorgegaan. We zijn met de winkel vorig jaar (2019) gestopt en die kennis zou dus eigenlijk ook gestopt en verloren zijn. Dat kan en mag niet. Apparatuur vind ik eigenlijk ondergeschikt. Degene die op het podium staat met zijn eigen ideeën bepaalt wat er gebeurt. Zoals tegenwoordig wel een beetje een trend is aan het worden: ik moet per se die spullen hebben, want dan kan ik dat en dat bereiken. Nee, jij bepaalt wat er gebeurt. Het moet zo neutraal mogelijk klinken. Een voorbeeld: als ik in een grote moeilijke akoestische ruimte zit en ik zit met een blaasorkest waar de klarinetten of de dwarsfluiten achterblijven, die hebben dus minder rendement dan een trompet. Dan versterk je die een klein beetje bij. Ga je nou de trompetten bijversterken, dan klopt de directiepartij van de dirigent niet meer. Dan kom je met hem in de problemen en die klimmen gelijk in je nek. De correctie van de ruimte pas je toe en niet van het orkest. Luisteren. Gewoon luisteren, je oren gebruiken. Je kunt ook meten met allerlei meetapparatuur, maar je hebt twee oren, die bedriegen je nooit. Geluid en muziek bepalen mijn leven: Als iemand mij vraagt: kan jij het geluid doen op mijn avond? Dan betekent dat dus ook wel dat ik bepaal wat er gebeurt. Ik heb dan ook het zogenaamde emotionele overwicht. Ik bepaal wat er gebeurt, maar ik ben ook wel eindverantwoordelijk. Ik zit dit jaar letterlijk 30 jaar in het nachtleven en in de muzikantenbusiness, 40 jaar in de muziekhandel. Dit is wat ik doe, dit is wat ik kan, dit is wat ik wil. Ik streef er altijd naar om het iedereen naar zijn zin te maken en dat het werkt. Het is ook gewoon een kwestie van kennis en ervaring. Vroeger was het doordat je minder kennis had, kostte het me veel meer energie, maar naar mate je ouder wordt en meer kennis hebt kost het veel minder energie om iets paraat te stellen. Je groet in je werk, je hebt het niet in de gaten. Het ontstaat. Zolang dat ik rechtop blijf lopen en alles het nog doet, blijf ik dit doen omdat het gewoon mijn leven bepaalt. Arnold Smit...more
Voorafgaand aan zijn carrière als jazz saxofonist werkte Daniël in een muziekzaak in België als houtblaasinstrumenten reparateur. In 2012 startte Daniël Daemen zijn eigen zelfstandig reparatieatelier "Safe Sax" in Boxtel. Hij is gespecialiseerd in het weghalen van speling op de kleppen, ook wel mechanische revisie genoemd. "Dit aspect is het meest tijdrovende gedeelte van een revisie. Zonder dit te doen kunnen corresponderende kleppen nooit perfect tegelijkertijd sluiten en kunnen de polsters ook nooit goed afsluiten zoals het hoort." Aldus Daniël Daemen. Intieme werkplaats in huis "Het is in mijn atelier fijn open. Mensen voelen zich hier ook altijd heel welkom en heel prettig. Ik kan me wel eens voorstellen dat mensen het moeilijk vinden om zomaar bij iemand in huis ,want het is een werkplaats in huis, om dan binnen te lopen maar daar hebben mensen gelukkig geen last van. Het is wel behoorlijk intiem vind ik eigenlijk, je zit toch in een kleine ruimte met elkaar. Het is anders dan een winkel natuurlijk. Hier staan geen tien mensen te wachten maar er komt gewoon een iemand met zijn instrument en daar neem ik dan alle tijd voor. Daniël Daemen Je krijgt van mij persoonlijke service en ik kan mensen helemaal begeleiden en al hun vragen beantwoorden. Hier staan geen tien mensen te wachten maar er komt gewoon een iemand met zijn instrument en daar neem ik dan alle tijd voor. Ik heb ooit geleerd voor meubelmaker, net zoals muziek maken een ambacht is, was het houtsnijwerk en meubelmaken toen ook een ambacht en is het repareren voor mij tegenwoordig ook een ambacht, het is prachtig om te doen." Daniël Daemen Daniël Daemen Saxofoon: Het meest wonderbaarlijke instrument aller tijden "Wat ik altijd veel heb gedaan is vaak en veel experimenteren. Een saxofoon is zo eindeloos, een saxofoon is zo uitgebreid, zo ingeregeld, zo veelzijdig, je kunt er zoveel mee. Je kunt daar eindeloos dingetjes aan blijven aanpassen dat die helemaal naar je hand staat. Enorm vooruitstrevend eigenlijk. Het eerste design van bedenker Adolphe Sax is nog altijd niet verandert, is nog identiek hetzelfde. Het enige wat verandert is, is het uiterlijk van de saxofoon. Er zijn heel veel kleppen bij gekomen, het is allemaal groter geworden, allemaal moderne snufjes er op maar de buis, de boring, toongaten, afstanden van de toongaten en relatie tot elkaar is nog allemaal hetzelfde. Adolphe Sax is begonnen met een klarinet maar dat is uiteindelijk een saxofoon geworden, bizar hè. Na een revisie zou je saxofoon op zijn minst zeker tien jaar moeten mee kunnen. af en toe een kurkje vervangen, nieuwe olie aan de asjes en schoon gemaakt worden maar dat is het eigenlijk." Emotioneel en multifunctioneel instrument "De saxofoon is toch wel echt mijn ziel en mijn zaligheid, het is toch een instrument waar ik heel dicht bij sta. Ik kom ook uit een familie van muzikanten, allemaal bij de fanfare en de harmonie gezeten, mijn vader speelt saxofoon. Zo'n sax is toch wel heel erg emotioneel beladen ook wel. Het is ook fijn dat je er zoveel emotie mee teweeg kunt brengen door te spelen op een saxofoon. Het is gewoon zo'n multifunctioneel instrument. Zo'n sax is toch wel heel erg emotioneel beladen ook wel. Het is ook fijn dat je er zoveel emotie mee teweeg kunt brengen door te spelen op een saxofoon. Het is gewoon zo'n multifunctioneel instrument. Daniël Daemen Het is een beetje zoals een gitaar, het kan toegepast worden in de klassieke muziek maar ook in pop, in jazz, in funk, elektronische muziek, noem het maar op. Je kunt het overal tussen passen dus het maakt overal wel iets bij iemand los. Ik kan ook gewoon lekker rustig aan een tafeltje blijven zitten en als ik op een podium sta dan kan ik ook wel een hoop kabaal maken. Dat repareren is ook gewoon lekker rustig en lekker stil. Het pas gewoon bij me."...more
Tijdens haar studie was Elly werkzaam op de destijds nog aanwezige houtreparatie afdeling bij Van Laar Muziekinstrumenten in Margraten. In 2005 is ze haar eigen "Elly's Klarinet Atelier" begonnen in Sittard. Ze is gespecialiseerd in reparaties en onderhoud van klarinetten, van es tot contrabas-klarinet. "In mijn atelier vind ik het belangrijk dat we de tijd nemen om naar het instrument te kijken. Ik hou van een persoonlijke benadering, om samen het instrument te bekijken en samen te beslissen wat er wel of niet hoeft te gebeuren." aldus Elly Ernst. Over het klarinetleven: Ik ben er mee opgegroeid. Ik was zeven jaar toen ik ben begonnen met klarinet spelen. Ik heb jarenlang in de harmonieën gespeeld en op een gegeven moment vond ik het zo leuk, dat ik er mijn leven van heb gemaakt. Ik heb een reparatie atelier voor klarinetten. Ik speel klarinet bij Blazersensemble Helicon, af en toe speel ik mee met Guido's Orchestra, ik dirigeer een Clarinet Choir en ik geef klarinetles. Mijn hele leven draait om de klarinet. Als klanten naar me kijken en me bezig zien en aan het werk zien, dan zeg ik: "Nou, het is iedere keer hetzelfde puzzeltje, maar natuurlijk wel met zijn eigen verfijning." Ieder merk heeft zijn eigen schroefjes, veertjes, noem het maar allemaal op. Het is wel heel gedetailleerd en precies, maar over het algemeen niet zo ingewikkeld als iedereen denkt. Elly Ernst Kwaliteit vroeger en nu: Het ebbenhout van vroeger was echt fantastisch. Dat had ook heel veel jaren om te drogen, want hout "werkt" natuurlijk. De kans op scheuren is altijd enorm groot, zeker bij de klarinetten van tegenwoordig. De klarinetproductie is zo enorm dat er eigenlijk hout tekort is. Ze moeten het hout tegenwoordig heel snel drogen in ovens en de kwaliteit is daardoor echt niet meer wat het vroeger was. Je merkt echt dat klarinetten van deze tijd veel makkelijker scheuren dan de klarinetten van vroeger. Het geluid van die oude instrumentjes is soms zo mooi en zo prachtig; dat is vaak niet te vergelijken met wat het in deze tijd is. Ik heb heel vaak dat er een oud instrumentje binnenkomt en dat ik denk van: "Wauw, wat is dit voor een geluid, echt fantastisch." De verfijning van tegenwoordig lijkt wel meer marketing dan echt liefde voor het instrument. Maak dan maar wat minder klarinetten, denk ik, maar knap die oude instrumentjes op. Waarom die massa? Er is genoeg en haal eerst eens het beste uit dat wat je hebt, want er is zoveel moois. Elly Ernst Mijn vak is een cadeautje dat me trots maakt: Ik heb niet als drive dat ik hier rijk van moet worden. Ik wil dat wat ik doe, dat het goed is. Als mensen hier naar buiten lopen wil ik dat ze zich goed voelen en dat ze zich geholpen voelen. Ik hou van het vak, ik hou van de klarinet en ik hou ook van het contact met mensen. Dat vind ik echt heel erg fijn. Het is bezig zijn met mijn vak naar een modus waarin ik met de klarinet bezig kan zijn, maar niet eenzijdig, dus met heel veel verschillende facetten van die klarinet. Het is de zoektocht naar hoe je het mooiste eruit kan halen en het is altijd een verrassing wat het eindresultaat gaat zijn. Het eindproduct van dat wat het is en dat wat jij eruit hebt kunnen halen is iedere keer weer een cadeautje. Het vak klarinet is zo groot, is zo creatief en daarin is zo veel mogelijk, maar ik ben ontzettend trots op het reparatiegedeelte, dat wat me onderscheid van anderen, en dat wat ik heb opgebouwd tot nog toe. Dat maakt me heel blij. Elly Ernst...more
Tegenwoordig repareert en reviseert hij zelfstandig, van piccolo trompet tot bastuba, in zijn eigen Koperblaasinstrumenten Atelier in Geverik (gemeente Beek). Klinkers heeft oog voor detail en streeft naar perfectie. Daarnaast is hij gespecialiseerd in het aanpassen of ombouwen van muziekinstrumenten in verband met een fysieke beperking of voor een fijner speelgemak. "Vrijwel voor ieder obstakel is er een oplossing", aldus Jean-Pierre Klinkers. Verdiepen in een koperblaasinstrument: Je moet goed kijken, je moet goed luisteren, je voelt het, vooral met uitdeuken of als je met een ventiel bezig bent, dan heb je liever geen nevengeluiden als je daar mee bezig bent. Goed luisteren wat je doet en kijken. Van piccolo trompet tot bastuba, ieder instrument heeft zijn eigen specifieke dingen. De producenten van de muziekinstrumenten staan ook niet stil dus je blijft onderzoeken en komt steeds nieuwe dingen tegen. Wat ik vooral leuk vind om te doen zijn de reparaties en revisies aan oude instrumenten van voor het jaar 1900. Je verdiept je natuurlijk in die geschiedenis. Je hebt te maken met mensen die verzamelen, die geven je meer informatie, dat is natuurlijk heel erg leuk. Je ziet een instrument waar je nog geen vijf cent voor geeft, die knap ik op, dat is geweldig, dat vind ik mooi. Ik hou er van om van niets, iets te maken. Als iets kapot is vind ik het leuk om te maken. Ik geef niet op. Jean-Pierre Klinkers Specialisme in aanpassingen en speelgemak van koperblaasinstrumenten: Wat ik graag doe is een aanpassing aan het instrument voor mensen met een beperking. Mensen die door een handicap een instrument niet goed kunnen bespelen, dan heb je het bijvoorbeeld over een handsteun voor iemand die wat last van zijn pols heeft, schouderklachten of mensen die een vingertje missen. Bij mensen met een aangezichtsverlamming heb ik bij een klarinettist en saxofonist bijvoorbeeld aanpassingen en hulpstukken gemaakt. Je moet je dan een beetje gaan inleven, hoe ziet zoiets er uit? Wat heb je voor een idee? Voordat je ook maar iets kunt doen moet je tekeningen maken, je bent met die klant aan het praten. Voordat je begint ben je zeker vier à vijf uur in je hoofd bezig van: hoe kunnen we zoiets doen? Zelfs voor iemand die geen beperking heeft is een aanpassing aan je instrument ook juist prettig en geeft speelgemak. Jean-Pierre Klinkers Mijn beroep is ook mijn hobby: Ik ben zelf muzikant en als de instrumenten klaar zijn dan bespeel ik ze en dan kijk en ga ik alles na of alles goed is na behoren. Je hebt materiaalkennis nodig, dat is belangrijk. Ik kan niks anders, denk ik en ik vind het geweldig wat ik doe. Het is een prachtig beroep, ik zit hier in mijn mooie atelier, ik ben hier in mijn element. Ik ben met mijn hobby bezig, muziek is mijn hobby, instrumenten zijn mijn hobby. Ik krijg wel eens te horen van thuis: En, ga je weer hobbyen? De meeste mensen denken dat ik de hele dag instrumenten aan het poetsen ben. Dan probeer je uit te leggen wat je doet. Het blijft boeiend, je blijft met mensen bezig, het is veelzijdig. Je hebt verschillende dingetjes wat je moet doen, dat vind ik leuk en het is uitdagend. Als iemand tegen mij zegt: Dat gaat je denk ik niet lukken. Nou, dan ga er maar van uit dat het wel lukt....more
De man achter Charlee Guitars is Ley van den Beuken, in veel opzichten een veelzijdig man. Ley is gitaarbouwer-en reparateur, professioneel gitarist en gaf gitaarles en heeft ook nog als fotograaf/grafisch ontwerper de kost verdiend. Die veelzijdigheid uit zich ook in zijn vak als gitaarbouwer van voornamelijk elektrische gitaren. De filosofie van Ley van den Beuken is dat iedere gitarist uniek is en dus een eigen model met zijn eigen sound en bespeelbaarheid verdient. Ley kijkt samen met de gitarist naar zijn eigen gitaren en bouwt dit instrument al zestig jaar op maat. Klankvoorstelling: Een versterker is het verlengstuk van een elektrische gitaar. Buizenversterkers dat hebben we het liefste; alleen dat wordt steeds moeilijker. De productie van buizen gebeurt nou nog in oostbloklanden, maar het is zo smerig en zo milieuonvriendelijk. Het zijn allemaal hele ongezonde beroepen en daar willen ze mensen niet meer aan blootstellen. Dat gaat ook voorbij, dat is afgelopen. Als jij een echt gitaargeluid willen hebben, dan heb je een buizenversterker maar het is heel erg trendgevoelig, muzieksoortgevoelig welke versterker je hebt. Als ik iets maak moet het degelijk zijn. Als ik iets doe dan doe ik dat gewoon met het beste materiaal wat ik kan krijgen. Het gaat niet zo zeer of het jaren meegaat, maar ik heb juist bepaalde voorstellingen van klank. De gitaarwereld ontdekken: Toen ik elf was bouwde ik mijn eerste gitaar. Wij hadden geen geld om gitaren te kopen en we wilden toch muziek maken. Ik ben nu 71, dat is dus zestig jaar geleden. Er was niks, ik ben van na de oorlog. Toen ik elf was, het was begin zestiger jaren, wilden wij muziek maken. Ik zaagde gewoon die vormen uit een plank en ik haalde de biesjes uit de kast bij mijn moeder om fretten te maken. We hebben alles op de harde weg moeten leren. Ik wist nog niet eens hoe dat ding gestemd moest worden. Op een gegeven moment kwam de vader van een vriend en hij leerde mij de eerste akkoorden. Dat was een eyeopener vanjewelste. Toen ging er een stukje van die wereld verder open. Je bent nooit uitgeleerd op gitaargebied, nu nog steeds niet. Er is altijd weer wat nieuws te ontdekken. Het is muziek en het komt van binnen uit. Het is een stukje van je ziel, emotie, het verandert steeds. Elke periode in je leven brengt wat voort en ook elke plaats waar je bent. Als je reist, over de wereld, je neemt overal wat van mee. Ik wil weten hoe dat in elkaar zit en ook hoe die instrumenten gebouwd zijn. Hoe mensen een gitaar willen hebben, dat verandert. Hemels gevoel en derde ledemaat: Ik ben altijd met die gitaar bezig geweest. Natuurlijk kan je daar je ei in kwijt. Er is geen dag dat ik niet speel, of dat nou aan de werkbank is of op kantoor. Overal waar ik zit staat een gitaar, ik heb altijd wel iets om aan te pakken. Ik probeer altijd in die gitarist te kruipen waar ik voor werk. Ik zie hem spelen en dan denk ik: dit zoekt die, dit moet die hebben. Dat zie je aan hoe iemand speelt. Als ik hier de hele week sta te prutsen aan de werkbank vind ik dat wel heel bevredigend. En vooral als je wat gemaakt hebt en iets is klaar en ik ben er tevreden over, dat is een hemels gevoel. Het is een stuk van mijn lijf, weet je wel? Die gitaren, zeker die ik zelf maak, hangen zodanig aan mijn lijf, dat is gewoon een verlengstuk. Dat is een derde ledemaat, laten we het zo zeggen. Ley van den Beuken...more
Met de gitaar worden door het aanslaan van de snaren de emoties en gevoelens van de bespeler via het subtiel geprofileerde bovenblad van de gitaar, met prachtige klanken hoorbaar gemaakt. "Een inspirerende gedachte om met het bouwen van dit mooie klankvolle instrument bezig te zijn" aldus Jo Meesen. Tijdens een vijfjarige opleiding bij het Centrum voor Muziekinstrumentenbouw in België kon Jo Meesen alle kennis en vaardigheden verwerven waarmee hij nu al geruime tijd deze voor hem fantastische instrumenten kan bouwen en ontwerpen. Antonio de Torres: Hout is zo'n schitterend, mooi materiaal. Het transformeert eigenlijk weer in een levend iets. Met een gitaar, besnaard en alles, kun je eigenlijk ook spreken. De emoties van de speler die worden hoorbaar gemaakt met een gitaar dus dat hout komt weer opnieuw tot leven. Het is een verlengstuk van de mens en zijn emoties. Antonio de Torres heeft heel veel bijgedragen aan de ontwikkeling van de gitaar zoals we die nu hebben, een Spaanse gitaarbouwer die leefde in de 19e eeuw. Hij heeft de gitaar klankvoller gemaakt. De gitaren tot dan toe hadden minder volume, hij heeft dus ook de body wat groter gemaakt. Zoals we de gitaar nu nog kennen, daar heeft hij de grote aanzet aan gegeven. Bovenblad: Wat gebleven is van het maken van de klassieke gitaar is de sturing van de klank middels profilering van het bovenblad en voornamelijk ook de bebalking. Het bovenblad is dun en is instaat de trilling van de snaren met genoeg volume hoorbaar te maken. Maar de snaren zijn ook het probleem want de spanning die er op komt die trekken het bovenblad kapot, er moet iets met de constructie gebeuren. Je moet die constructie verstevigen door aan de onderkant van het bovenblad balkjes aan te brengen. Met het plaatsen van de balkjes kun je weer sturen hoe de klank van het bovenblad gaat worden zodat je een gitaar hebt waarvan je zegt: Wauw, dat is mijn sound. Dat rozet, rondom het klankgat, heeft een dubbele functie. Dat rozet wordt gemaakt om het gebied te versterken van het bovenblad want het is verzwakt door het klankgat en de andere functie is verfraaiing van de gitaar. Het is helemaal uitgegroeid tot een soort handtekening van bouwers. Voldoening: Een kunstje dat is kopiëren, dat kun je leren maar creëren is iets wat voortkomt uit je eigen wezen. Iets maken wat er niet was. Ik heb het niet bedacht, dat is me overkomen, ik ben in die richting gegaan. Ik had een oudere broer en die had een gitaar en die speelde daar op en ik heb weleens op onbewaakte ogenblikken dat ding ook opgepakt. Dat heeft bij mij iets getriggerd, dat was er dus al dat het in mijn DNA zat, dus dat ik iets met gitaren zou hebben. Als die gitaar klaar is geeft dat een ontzettende voldoening, daar ben je blij mee. Dan zou je hem het liefste op je nachtkastje zetten en dan elke keer als je wakker wordt het lampje aan maken en even kijken, ervan kunnen blijven genieten wat er uit je handen gekomen is. Als ik er mee bezig ben kun je een kanon afschieten, dan zit ik in dat bouwen maar dat geeft blijkbaar zoveel voldoening. In dat moment zitten en samenvallen met je wezen. Het geeft me ontzettend veel plezier en ik kan me niet voorstellen dat ik dat niet meer heb. Jo Meesen...more
Sinds de oprichting in 1891 is ruime ervaring opgedaan met diverse technieken en orgeltypes uit sterk uiteenlopende stijlrichtingen. Het werkterrein strekt zich uit van Scandinavië tot Spanje en Italië. Een betrokken, ervaren en kundig team staat garant voor vakwerk van artistiek en technisch hoog niveau. Sinds november 2010 is Johan Zoutendijk aangesteld als statutair directeur van Verschueren Orgelbouw en wordt bij de organisatie en ontwikkeling van de orgelmakerij ondersteund door een managementteam. In zo'n orgel zit iets van jezelf: Een orgel maken is maatwerk. Wij maken muziekinstrumenten die er toe doen en - wat ik er vreselijk leuk aan vind ook nog - die je niet voor de komende twee of drie jaar maakt maar die gewoon blijven. Wij hebben aan orgels gewerkt die vijfhonderd jaar geleden gebouwd zijn. Ik ben op dat gebied niet heel sentimenteel, maar dat doet me wat. En als ik aan zo'n orgel nu mag werken, dan sta je in diezelfde lijn. Dan zit er iets van jezelf in zo'n orgel, daar heb je iets aan beleefd, daar zitten herinneringen aan, daar heb je het beste van willen maken. Dat is iets wat niet anoniem is. Dat is niet een product wat je weg hebt gezet. Dat is van jou en dat neemt niemand je meer af. Alles in een orgel is op elkaar afgestemd: Een orgel is, laten we maar zeggen, in feite een hele grote meccanodoos. Dat is allemaal conform tekeningen na te maken. Als je nu zegt: waar zit nu het artistieke? Dat is in het ontwerp, hoe het er uit ziet, hoe de klankkleuren bij elkaar verzameld zijn, met andere woorden welke registers er op zitten en hoe die pijpen effectief klinken. Al die onderdelen hebben met elkaar verband, zijn allemaal op elkaar afgestemd. Dan heb je de condities om tot een mooi instrument te komen. Is er een ding niet compleet, kan het niet optimaal functioneren. Dan kun je er geen muziek op maken, dan werkt het niet. Dat is net als een auto waar de accu uit is: prachtige auto, werkt even goed niet. Een orgel is in feite een orkest: Het orgel heeft ook gewoon te maken met de beeldvorming. In Nederland moeten we eigenlijk af van het idee 'orgel is religie'. Natuurlijk, die connectie is er en die zou er ook voor een deel moeten blijven, maar naast dat religieuze gebruik moet het orgel veel breder gezien worden als fantastisch muziekinstrument. Een orgel is in feite een orkest. Ik zou veel meer voor de veelkleurigheid van het orgel willen pleitten om dat te genieten. Ergens waar je je als een vis in het water voelt, waarom zou je daarmee stoppen? Je bent aan dingen bezig, ik heb er nog steeds lol aan en ik zie geen enkele reden om te zeggen van: nou ja, laten we nu maar stoppen, dan moet ik nog een paar jaar ouder zijn . Ik ben er te veel mee bezig. Johan Zoutendijk...more
Jan Knooren heeft met diverse musici en artiesten in de klassieke- en jazzmuziek als bassist over de wereld mogen toeren en is nu nog steeds bas docent aan de muziekschool van Kumulus in Maastricht. Naast muziek heeft Jan psychologie gestudeerd aan de Universiteit van Maastricht, met een master in ontwikkelingspsychologie. Maar sinds 1984 is Jan Knooren vooral een begrip voor bassisten in binnen-en buitenland. In zijn werkplaats en winkel "Knooren Handcrafted Instruments" in Schimmert is zijn specialisme het vervaardigen en restaureren van contrabassen, elektrische bassen en akoestische gitaren. Hoofdspel: Ik ben zelf niet iemand die veel er op uit gaat. Ik werk hier aan huis dus ik hoef niet de deur uit. ik ben er eigenlijk al een beetje aan gewend door mijn hele leven al door de dingen gewoon te doen. Een soort van kluizenaar bestaan is mij niet onbekend. Ik heb nooit zo het gevoel dat ik aan het werk ben, de dingen waar ik mee bezig ben die zitten van 's morgens vroeg tot 's avonds laat in mijn hoofd en daar heb ik helemaal geen last van, ik ervaar dat alleen maar als fijn. Ik ben toch nog steeds betrokken in de wetenschap omdat ik psychologie gestudeerd heb dus ik ben er constant mee bezig. Ik denk wel aan die mensen als personen en ik geloof dat het ook een rol speelt bij het maken van je instrumenten, dat je een beeld voor je ogen hebt van: Wie gaat dat straks in zijn handen hebben? Je hebt contact met iemand en er is overleg. Zo kom je tot een model wat iets moet worden en als je daar dan me aan het werkt gaat dan heb je toch een beetje die persoon in gedachte. Vrienden van hout: Voor de contrabas gebruik ik meestal esdoorn en fichten, sparren hout. Dat zijn reuze kerstbomen zeg maar. Voor de elektrische bas geldt: Wat me voor het mes komt dat gebruik ik. Het moet wel mijn vriend zijn het hout. Ik ben helemaal niet spiritueel of zoiets maar ik heb wel zoiets van: Als ik het in mijn handen heb en ik denk hier kan ik niets mee, dan moet ik er ook niks mee doen. Dat heeft de ervaring ook geleerd. Ik heb ook vaker verstoten tegen die regel en dan kom je er achter: Ik heb een instrument wat niet is wat ik wil. Dus dat doe ik niet meer. Dat diegene waar je dus energie in gestoken hebt wat niet je vriend is, dat je daar de rekening voor betaald later. Blijven nadenken: Het is met spielerei begonnen. Ik heb van kleins af aan saxofoon gespeeld. Ik zat op de brugklas en toen begonnen jongens in de straat een bandje en daar hadden ze een bassist voor nodig, met een saxofoon konden ze niks dus ben ik bas gaan spelen. Dat ding was van hout en ik kom uit de meubelmakerij dus ik had dat ding in mijn handen en denk: Dat kan ik zelf maken. Op een of andere manier kruipt dat in je hoofd en dan gaat dat een soort van eigen leven leiden. Daar denk ik nou niet meer over na, dat is mijn ding zeg maar. Op een gegeven moment is dat vanzelfsprekend geworden. Ik kan er ook niet mee ophouden want als ik er mee ophoud dan ontploft mijn hoofd denk ik op een gegeven moment. Blijven nadenken, creatief blijven zijn, nooit denken van: Ik ben er. Dat wat in mijn hoofd ontspruit moet op een of andere manier zijn uitweg ergens vinden. Dat is gewoon mijn ding, dat ben ik. Ja, ik denk dat dit wel de essentie is: Ik ben dit gewoon. Jan Knooren...more
Wat begon als reparatiewerkplaats voor koperblaasinstrumenten groeide onder leiding van Hub van Laar en partner Heidrum Jöchner al snel uit tot een ambachtsbedrijf met wereldwijde bekendheid. Zijn naam is onder koperblazers over de hele wereld een begrip. "De mensen komen hier niet voor een trompet maar voor een Van Laar", aldus Hub van Laar zelf. Hub en zijn team van vakmensen zijn gespecialiseerd in het bouwen van koperen blaasinstrumenten op traditionele wijze in combinatie met de modernste technieken. Hub van Laar hecht veel waarde aan tradities en streeft bovendien naar de hoogst mogelijke kwaliteit. Over gevoel en goesting Het gaat om gevoel, muziek is gevoel. Als ik het gevoel heb dat het goed is dan gaat het pas naar buiten. Maar ik heb nog nooit de beste trompet of bugel gemaakt, want zo snel als je de beste maakt moet je stoppen, want dan kun je nooit een betere meer maken. Je moet ieder dag blijven verbeteren, vooruitgaan en denken en kijken wat de markt wil en reageren daarop. Als je de eerste toon aanzet op zo'n instrument dan heb je al gelijk ja en nee. Daar hoef ik geen uren voor op te blazen, dat voel je gelijk na drie tonen. Dat komt van binnen uit. Muziek is ook hart maar die eerste indruk is altijd het aller belangrijkste. Er is er nooit een instrument hetzelfde. Ze zijn voor 99 procent goed maar de ene is groen, geel of blauw. Het is een kleur, het is een goesting. Van begin tot einde kijk je steeds dat het akoestisch goed is. Vakidioot zijn Bugel was voor mij veel makkelijker omdat het veel meer bij mijn gevoel past, trompet heb ik echt heel veel moeten leren. Maar je moet gewoon luisteren naar de mensen, dat is het allerbelangrijkste. Naar iedere klant die binnenkomt luisteren: wat wil die? Een van mijn sterke punten is als iemand binnenkomt, dan weet ik precies, ongeveer, in welke richting ik moet gaan denken en wat ik moet gaan aanpassen. Je moet gewoon niet blijven stilstaan. Ik ben niet iemand die dan gaat thuis zitten tijdens de crisis en denkt: Nondedju wat moet ik nu? Die bugel: is er nog iets wat ik kan verbeteren? Of die trompet: wat kan ik daar nog aan verbeteren? Ik ben zo'n vakidioot. Ik werk zeven dagen per week. Ik ben eigenlijk niet anders gewend als dit. Ik ben hier 's morgens om zeven uur en ik ga 's avonds om tien uur naar huis. Ik slaap vier à vijf uur en dan ben ik weer hier. Het is gewoon een droom eigenlijk. Het contact met de mensen is heel belangrijk. Het allerbelangrijkste is het persoonlijke met de man; er moet wel een feeling zijn, als die er niet is dan kan ik niks maken. Hubke, zoon uit een familie van mijnwerkers en smeden Het was gewoon een ingeving. Hubke was tien jaar en Hubke gaat trompetten maken en nu zeggen ze: kiek Hubke. Dit wilde ik altijd. Het was heel simpel: gewoon boer worden en trompet bouwen, dat was vanaf tien jaar mijn doelstelling en dat is aardig gelukt. Je moet nooit tevreden zijn. Je moet altijd scherp blijven, je moet altijd wakker blijven en altijd zorgen wat kan nog beter. Het is mijn passie en mijn opgave. Je bent op een bepaald moment toch een deel van het leven van die muzikanten en daar doe je het voor. En ik doe het voor mijn klanten die inmiddels heel veel vrienden zijn geworden en omdat ik het gewoon heel graag doe. Hub van Laar...more
Van 1989 tot 2005 was hij als 1e hoboïst verbonden aan de Koninklijke Militaire Kapel in Den Haag en speelde vanaf 2005 althobo en 2e hobo in het toenmalig Limburgs Symfonie Orkest. Hobo-Atelier Crutzen is al sinds 1998 de hobo specialist in Zuid Nederland. Om het vak te leren heeft hij stage gelopen bij Hobo fabriek Lorée in Parijs. Raymond combineert zijn vaardigheden als reparateur en musicus, om hoboïsten deskundig te helpen en te adviseren, waarbij perfectie hoog in het vaandel staat. Onder zijn klanten bevinden zich vele professionele hoboïsten die werkzaam zijn in symfonieorkesten in Nederland en Duitsland, hobodocenten en de vele muziekverenigingen in de Euregio. Hoborieten maken en hobo's repareren: Ik maak rieten voor de hobo maar ik repareer hobo's, dat is eigenlijk mijn voornaamste bezigheid. Ik gebruik altijd het hoboriet wat geoogst wordt in de buurt van Avignon (Frankrijk). Dat staat gewoon langs de oever eigenlijk te drogen en te waaien en daardoor wordt het flexibel, in de winter wordt het geoogst en dan wordt het twee, drie jaar gedroogd. Hoe boller het riet staat, hoe krachtiger het is. De hobo wordt van ebbenhout gemaakt en wordt tien jaar gedroogd en dan wordt er de body van gemaakt en gedraaid. Er zitten ook heel veel gaatjes op korte afstand. Hoe dikker het hout is hoe meer het werkt. Een dikke balk als die droogt, die scheurt maar die kan ik dan weer repareren door dat heel mooi op te vullen met speciale lijm en houtgruis en dan wordt dat heel mooi gepolijst en daar zie je er niks meer van. Ondanks corona-en cultuurcrisis blijft de liefde voor de hobo: Ik ben met het hobo repareren begonnen niet om rijk te worden want dat wordt je er toch niet van, in ieder geval niet als je ambachtsman bent. Ik heb het altijd naast mijn baan als beroepsmusicus gedaan, in de schaarse vrije uren. Ik vond het interessant, het is de liefde voor de hobo en ook om andere collega's en hoboïsten een zo goed mogelijk te spelen instrument te kunnen geven. Iemand die instrumenten repareert en die repareert een hobo en die kan hem niet bespelen zoals ik hem kan bespelen, kan nooit de fijne kneepjes er uit halen. De muziek ligt nu helemaal stop door de coronacrisis maar de vorige crisis, de cultuurcrisis, die heeft het meeste kapot gemaakt. Dat is ook de reden waarom ik eigenlijk zelf ook ben gestopt met professioneel spelen. Ik moest steeds meer werken voor in wezen minder geld als professional. Dus ook minder tijd om te repareren. Dat is ook de reden eigenlijk waarom dat ik het nu nog steeds doe, uit liefde voor het instrument. DNA: De hobo die ik gerepareerd heb moet in eerste instantie voor mij perfect zijn als perfectionist en dan moet de klant er mee tevreden zijn. Vanaf mijn negende ben ik met die hobo begonnen. Het is een stuk van je identiteit, van je ziel geworden. Als ik ergens een hobo hoor spelen op een concert of wat dan ook, dat zit zo in je DNA, dan ben je toch stiekem bezig van: Dat zou ik zo doen. Dan hoor ik die toon en denk van: Daar zou ik iets aan kunnen doen dat die mooier klinkt of ietsjes bijgesteld moet worden zodat... Het blijft bij, je hele leven. Raymond Crutzen...more
Anno 2020 is dit bedrijf een wereldmerk dat onder meer eigen slagwerkinstrumenten maakt, die wereldwijd in orkesten te zien en te horen zijn en door muzikanten bespeeld worden. Sinds 2001 is Frans Swinkels de directeur van Adams Musical Instruments en hij is daarnaast nog steeds bezig met het bouwen, ontwikkelen en innoveren van klassiek slagwerk. |Over cultuur We werken met 130 mensen in dit bedrijf en bij het aannemen van de meeste mensen ben ik zelf bij betrokken. Dat wil ik ook want ik wil toch een bepaalde cultuur binnen het bedrijf houden en ik wil ook een bepaalde cultuur van mensen en bepaalde groep van mensen binnen het bedrijf houden. Dus ik wil er zelf wel een beetje invloed op hebben. Dat moeten gepassioneerde mensen zijn, want wij maken producten, wij maken muziekinstrumenten en muziek is emotie en muziekinstrumenten zijn emotionele producten. De passie is dat je voor dat bedrijf wilt werken en dat je trots bent. Dat je 's avonds voor de televisie zit en er is een orkest op de buis en dat je ziet dat daar een Adams-instrument staat en waar die mensen dan trots tegen de vrouw en kinderen zeggen: Kiek, doa hub ich an gewerk! Over zelfontwikkeling en innoveren in de geheime kamer Als je niks ontwikkelt dan heb je ook geen bestaansrecht. Kijk, een pauk gaat een mensenleven mee, misschien wel meerdere mensenlevens mee dus als jij niks innoveert en je verbetert niks, dan heeft een orkest geen enkele reden om een nieuwe pauk te kopen. Als dat ophoudt dan houd ook het kopen van pauken op. We hebben een geheim gedeelte van een hal, daar maken we zoals we dat noemen de nulseries. Dat zijn dingen die we uit willen proberen, die wij ontwikkelen. Daar wordt een instrument van gemaakt, dat gaat naar muzikanten toe of wij nodigen muzikanten uit die dat gaan uitproberen en die geven hun mening daar over. Dat is de kraamkamer van het bedrijf. Dat zijn de eerste producten die daar het daglicht zien. Altijd blijven innoveren want dat is de toekomst. Over de volle 100 procent Ik doe het gewoon, dat is een bepaalde natuur, ik doe dat niet opgedrongen, ik doe dat ook niet geforceerd, ik doe dat gewoon omdat het mijn ding is. Ik ben daar 32 jaar geleden ingestapt en ik ben 27 geleden met de dochter van meneer Adams getrouwd en ik vind dat nog altijd een van de beste momenten in mijn leven. Ik doe dit geen moment met tegenzin. Ik heb daar ja tegen gezegd ook tijdens mijn overname van het bedrijf in 2001 en als ik ergens ja tegen zeg dan zeg ik er ja tegen en dan ga ik er voor de volle 100 procent voor. Frans Swinkels...more
Pie herstelt al ruim veertig jaar gebruikte instrumenten. Het grootste deel van zijn werkzaamheden bestaat uit het stemmen van vleugels en piano's bij mensen thuis en in verschillende concertzalen in Limburg en daarbuiten. Officieel is Pie Leijser pianobouwer maar tegenwoordig is revisie van dierbare instrumenten zijn belangrijkste ambacht. Over mooi maken: Ik probeer een piano voor mijn klanten mooi te maken, dat is wat ik doe. Een piano die niet zuiver is kan niet mooi zijn. Een piano wil weleens wat hard zijn of wat zacht zijn, dat kunnen wij goed veranderen, dat is mijn vak. Officieel ben ik pianobouwer maar ik bouw geen piano's. Om echt piano's te bouwen heb je bijvoorbeeld een gietijzeren frame nodig. Dat heb ik niet, die maak ik niet, die laat ik ook niet maken. Ik herstel aan instrumenten waar iets mee aan de hand is, die herstel ik. En het stemmen natuurlijk, dat is een heel belangrijk onderdeel van mijn werk. Mijn tijd gaat vooral op aan het stemmen en service die er bij hoort. Het kan natuurlijk gebeuren dat er een toets blijft hangen bij een klant, dat verhelp je dan natuurlijk ook mee, dat is logisch. Over onzichtbaar maar toch aanwezig: Je mag er wel bij zijn bij het stemmen, maar je moet stil zijn en dat is vaak het probleem. Ik werk namelijk op het gehoor en elk geluid om je heen kan storend zijn. Ik ben de man die er geweest is, dat klinkt een beetje raar, maar als het goed is ben ik bij concerten meestal niet aanwezig, dus alleen bij belangrijke concerten in theaters, waar er pianosolo is of een recital is. Dan word ik geacht aanwezig te blijven, mocht er iets gebeuren en voor de gemoedsrust van de pianist. Ik ben nu al ongeveer 42 jaar in het vak bezig en het voelt voor mij als ademen. Ik heb bij wijze van spreken in de wieg onder de vleugels gelegen. Dit is een beroep daar moet je je hart in leggen. Ik creëer de mogelijkheid om mooie muziek te maken, dat is mijn doel. Over het moordvak: Ik kan me herinneren voor dat ik het vak begon te leren, heb ik mijn vader wel eens mee geholpen en zat ik er bij terwijl hij aan het stemmen was. Toen dacht ik van: Hoe kun je dit nu in godsnaam zo lang blijven doen? Als je het werk zelf doet ben je zo geconcentreerd aan het werk, dat het een totaal andere ervaring wordt. Het blijft boeien. Dit is een moordvak, ik doe het werk graag, ik vind dat ik mooi werk heb, ik kom bij leuke mensen thuis, met interessante mensen in aanraking, in theaters en dergelijke. Er zit natuurlijk een restrictie aan: als mijn gehoor op een gegeven moment in de problemen komt, dan zal ik dit moeten laten varen, tot die tijd blijf ik dit gewoon doen....more
Sinds 2005 werkt Niels Rijsemus als zelfstandig vioolbouwer binnen het atelier van zijn vader Martin Rijsemus, waar Niels het vak van vioolbouwer heeft geleerd. Martin en Niels vormen nu samen "Vioolbouwers Maastricht." De jarenlange ervaring van Martin, met de vergaarde kennis en het talent van Niels, worden ingezet voor vakkundige reparaties, taxaties, nieuwbouw van violen en cello’s, restauratie en het beharen van strijkstokken. Binnen het ambachtelijke atelier in hartje Maastricht wordt met zorg, maar vooral ook met liefde en passie gewerkt. Over het uitstervend beroep van vioolbouwer: Het is heel moeilijk om er mee te beginnen vanwege het feit: de voorinvesteringen zijn waanzinnig groot. De opleiding is heel erg duur. Die wordt niet vergoed dus je moet hem zelf betalen en voordat je een vioolbouwer bent ben je tien jaar verder en moet je toch denken aan een tienduizend euro per jaar wat je kapot snijdt en wat je moet betalen aan de school alles bij elkaar. Dan ben je klaar en dan heb je een ton uitgegeven en begin je pas voor een minimuminkomen. Daar heb je dan tien jaar voor gestudeerd. Er zit ongeveer bij mijn instrument vierhonderd uur tijd in en een drieduizend euro hout aan voorinvestering. Dan blijft er heel weinig over. Maar het is en blijft heel erg leuk. Elke dag ben je met iets anders bezig; dan weer de geschiedenis van een oud instrument of met een nieuwbouw instrument. Over hout schaven: De viool wordt van esdoorn en 'Fichten'-hout gemaakt; Fichten is een sparrensoort. Het bovenblad is van een zachte houtsoort en de rest is allemaal van een hard houtsoort. De bladen worden eigenlijk met schaafjes als het ware helemaal uitgeschaafd, totdat je een blad overhoudt. Eerst aan de bovenkant een mooie welving in schaven, totdat je helemaal tevreden bent en dan daarna haal je de binnenkant uit. Met een diktemeter kan je dan heel mooi de dikte bepalen van het blad en dan voel je hoe dat beweegt en hoe dik dat is. Hij is niet overal even dik. Op bepaalde plekken is die 2 millimeter en op andere plekken is die 3 of 3.2 millimeter. Een keer verkeerd schaven kan je zo een blad kosten wat zelf al duizend euro kost en daarbij heb je er ook al een honderd uur aan schaven, snijden en de hele dingen inzitten. Een schaaf te veel? Dan is het afgelopen, dan is het niet goed. Leven zoals in het jaar 1700: Ik heb ook van allerlei andere beroepen gesnoept zoals van horeca tot verkoper, tot manager tot paintball-instructeur. Je kan het zo gek niet verzinnen, ik heb het allemaal gedaan. Dit is toch, na al die jaren, nog steeds niet saai. Ik zie dat nog niet aankomen. Als ik het moet omschrijven geeft het mij het gevoel alsof ik niet in 2020 leef maar in het jaar 1700, met niet de ellende uit die tijd. Lekker rustig. Net zoals een Stradivari ook, hij is heel oud geworden, ik geloof 94 of 96. Hij verdiende ook meer dan genoeg. Hij deed wat hij leuk vond en dat zijn hele leven lang. Daardoor wordt je volgens mij oud. Als ik iets anders zou gaan doen, zou het denk ik heel erg saai worden. Het is gewoon een geweldig beroep om te mogen uitoefenen en nog steeds te kunnen doen in een maatschappij die het eigenlijk niet meer toelaat....more
Frans Philippens is al ruim 30 jaar houtblaas expert en reparateur bij een bekende muziekcentrale in Ittervoort. Zijn specialisatie ligt al een aantal jaren bij de dwarsfluit. Frans behoort tot de top wat revisie en ontwikkeling in dit vak en op het gebied van de dwarsfluit betreft. Frans Philippens over houtinstrumenten: Ik ben voornamelijk bezig met dwarsfluiten. Ik werk ook nog steeds aan saxofoons, klarinetten, hobo's, fagotten, piccolo's. Specialisatie, sinds toch inmiddels al heel wat jaren, zijn de professionele dwarsfluiten die doorgaans gemaakt zijn van goud of volledig zilver. Als kind speelde ik in Beek bij de harmonie saxofoon en als mijn instrument dan voor onderhoud weg moest, dan kon ik het niet laten om te vragen: mag ik even meekijken? Dat vond ik altijd heel interessant, dus dat heeft me altijd geprikkeld op de een of andere manier. Uiteindelijk kwam er ergens een vacature. Die kans heb ik toen met beide handen aangegrepen en inmiddels zijn we ruim dertig jaar verder en ik zit nog steeds op dezelfde plek. Frans Philippens over Amerika en Excellent: Ik heb een enorme passie voor muziekinstrumenten, op welke manier dan ook. Het is meer het ambacht achter het bouwen van de muziekinstrumenten, dat vind ik mooi, dat vind ik boeiend. Ik heb daarvoor mijn stukje opleiding in Amerika gehad. De verschillende bouwers onderscheiden zich heel erg van elkaar. Ze hebben hele specifiek dingen en daarom is het noodzakelijk dat ik bij verschillende bouwers een opleiding heb gekregen. De grote "fluitindustrie" zit allemaal rondom Boston. Daar is het wat de Amerikaanse markt betreft allemaal begonnen en Amerikaanse dwarsfluiten zijn op dit moment heel erg populair. Ik heb ooit geleerd bij een instrumentenbouwer in Amerika. Hij zei: Het woord perfect mag je niet gebruiken, het is niet klaar als het perfect is. Goed genoeg al zeer zeker niet, maar het is pas klaar als het excellent is en dat is wat ik daar geleerd heb en daar probeer ik ook altijd aan te voldoen. Frans Philippens over een tevreden glimlach: Als ik een instrument aflever, klaar voor de klant, stel ik me altijd de vraag: hoe zou ik dat instrument zelf willen ontvangen als ik mijn instrument heb afgeleverd en in welke staat zou ik het graag terug willen krijgen? Dat is voor mij het stukje tevredenheid en natuurlijk als ik daar de glimlach van de bespeler voor terugkrijg, dan is dat een bevestiging. Zolang er ontwikkeling blijft in positieve zin wat de bouw van instrumenten aangaat, zolang er vakmensen achter blijven zitten, blijf ik het interessant vinden en hopelijk tot aan mijn pensioen....more